Er is al hier en daar geschreven over het ‘poëtisch universum’ van dichter en uitgever Kees Engelhart. Over hoe hij een netwerk van heteroniemen heeft gebouwd, met zijn uitgeverij De Manke God als thuisbasis, om alle aspecten van zijn zeer productieve dichterschap te kunnen uiten en tonen. Daarom is het misschien interessant om bij een nieuwe bundel uit zijn ‘stal’, in dit geval Dagen met moeder, gepubliceerd onder de naam Nol Krentsch (werk van Krentsch verscheen eerder hier, hier en hier op Hanta).
Het is weer een beetje voorbij, maar er was een tijd dat er binnen het poëziewereldje steeds geroepen werd om ‘gevaarlijke poëzie’, om poëzie waarbij ‘de dichter zichzelf op het spel’ zette. Mensen die daar van houden kunnen in Dagen met moeder hun hart ophalen. Engelhart (want tot nader order kunnen we denk ik gewoon aannemen dat hij de auteur van alle Manke God-bundels is) heeft zich zo diep ingeleefd in de hersenkronkels van Nol Krentsch, een man van, aan het portret op het achterplat te zien, in de dertig, die in deze bundel de problematische verhouding met zijn moeder analyseert, dat het inderdaad af en toe eng wordt.
In lange, zwalkende gedichten die zijn vormgeven met veel inspringingen, verschillende lettertypes en vetgedrukte regels stort Krentsch zijn woede, zelfhaat en verwrongen moederliefde over ons uit. ‘Je hebt moeder nooit gehaat / Maar wel was zij iets waar je zo snel mogelijk / Vanaf wilde / Een veel te warme pels / Die afgeworpen moest’.
Hier lijkt een poèt maudite aan het woord. Iemand bewust het geregelde, het goede achter zich laat om zich in het verderf te storten en te wentelen in zijn eigen slechtheid. ‘Satanskind’ en ‘Want nog veel slechter wilde ik worden’, twee gedichttitels uit het begin van de bundel, zijn wat dat betreft een teken aan de wand. Het is dus ook bij nader inzien maar de vraag in hoeverre de moeder uit deze bundel schuld heeft aan de slechtheid en het verderf van haar zoon, hoewel een deel van zijn agressie zich toch duidelijk tegen haar richt.
Het komt ook allemaal niet echt goed aan het eind. De hoofdpersoon raakt dan wel door zijn ‘wilde’ tijd met drank en vrouwen heen, maar blijft zitten met permanente emotionele schade. In het slotgedicht, ‘Zonder een geweten dat je zo vaak lastig valt’ heet het: ‘Wat men noemt / Vreugde / Verdriet / Belachelijke zaken / Nee / Dan moorddadigheid / Dat is pas iets’.
Dat is goed verknipt. Maar de grote zwakte van Dagen met moeder is dat het niet invoelbaar wordt waar die emotionele schade precies vandaan komt.
Wat de typografie van de bundel betreft tast ik een beetje in het duister. De teksten lijken me goed genoeg om ook ‘gewoon’ weergegeven indruk te maken. Waarom er dan gekozen is voor zo’n excentrieke vormgeving is onduidelijk. Op mij hebben ze in ieder geval het effect dat ze iets van afstand scheppen, de nadruk leggen op het feit dat het hier gedichten, schrijfsels, betreft. En dat is af en toe nodig want het complete gebrek aan ironie en relativering maken deze gedichten wel erg onrustbarend. De protagonist, die wordt vereenzelvigd met de auteur en die zich dus door associatie erg makkelijk laat zien als, ik kom er toch weer op terug, (een aspect van) de persoon van Kees Engelhart, gaat volledig op in zijn gevoelens. En de gedichten zijn zo goed geschreven dat ze de lezer ook meenemen in de onaangename gedachtenwereld van Nol Krentsch. Wie dat ook moge zijn.
De Manke God, 2011
ISBN 978 90 81756617
42 p., € 12,50
Leave a Reply