Ik zal wel een beetje op een kapotte langspeelplaat lijken, maar ik zeg het desondanks nog een keer: er wordt bedroevend weinig moderne poëzie vertaald naar het Nederlands. Ongetwijfeld kun je dat de uitgevers niet kwalijk nemen: onze eigen moderne poëzie is al nauwelijks te slijten, maar om de aandacht van het publiek op een, ik noem maar wat, Zweedse dichter te richten heb je het Nobelprijskanon nodig.
Des te fijner dat uitgevers Lannoo en Atlas hebben besloten De mooiste van de hele wereld weer op de markt te brengen. In dit boek (een herziene en aangevulde editie van het origineel uit 1996. dat het startpunt vormde voor de reeks De mooiste van…) hebben Koen Stassijns en Ivo van Strijtem vertalingen van niet-Nederlandstalige gedichten bij elkaar gebracht van na 1900. De heren tekenen ook voor een deel van de vertalingen.
Het is een dikke pil geworden met ‘pakweg 333 gedichten’, losjes verdeeld over 10 thema’s, waaronder uiteraard liefde, poëzie en dood. Maar ook: landschappen, dieren en ‘zin, onzin’. Ieder hoofdstuk wordt ingeleid met een klassiek gedicht van een van de voorlopers van de hier gebundelde dichters: Goethe, Wordsworth en Rimbaud, bijvoorbeeld.
Het kan in zo’n boek niet anders dan dat er heel veel te genieten is. Alle verplichte nummers zijn er bij: van Achmatova tot Zagajewski – via Eluard, Lorca en Yeats – en als je dus, naast de alomtegenwoordige Komrij, maar één dichtbundel gaat kopen dan hoort De mooiste van de hele wereld bovenaan je lijstje te staan.
Ontdekkingen waren er ook. Zo las ik Jon Silkin’s ‘Death of a son’ voor het eerst in vertaling (van Silkin is geen enkele vertaling in druk) en ontdekte ik de Hongaar Endre Ady (uiteraard ook niet in het Nederlands verkrijgbaar).
Toch is er ook wel het een en ander aan te merken op het boek. De selectie doet de titel bijvoorbeeld niet helemaal recht. De ‘wereld’ blijkt toch voor het overgrote deel uit Europa en Amerika te bestaan. Azië en de Arabische landen komen er bekaaid vanaf. Uiteraard heeft dat te maken met de beschikbaarheid van vertalingen en het feit dat de samenstellers zelf (en dat valt ze niet erg te verwijten) de talen van die poëzie niet machtig zijn. Maar toch is het jammer.
Ook hebben Stassijns en Van Strijtem schijnbaar een voorkeur voor niet al te moeilijk leesbare, wat langere gedichten. Ze lijken daarin een wat enge definitie van ‘mooi’ te hanteren, zodat het taalexperiment en het prozagedicht onderbelicht blijven.
Dat de beschikbaarheid van vertalingen je parten speelt bij het maken van een boek als dit, dat begrijp ik. Maar een moordpartij zoals Jan Eijkelboom die in 1983 pleegde op ‘High Windows’ van Philip Larkin (met die kolossale blunder in de eerste regel, waar hij ‘kids’ vertaalt als ‘kinderen’, terwijl de twee in de volgende regel toch echt gaan neuken) had nooit herdrukt mogen worden.
In de vertalingen van de heren zelf gebeuren soms ook rare dingen. Zo doet Stassijns’ vertaling van William Carlos Williams This is just to say vreemd aan met de weglating van het werkwoord uit de titel en het rare (Vlaamse?) ‘spaarde’ in de tweede strofe:
Enkel om te zeggen
dat ik de pruimen
opgegeten heb
die in de
koelkast lagen
en die
je waarschijnlijk
spaarde
voor het ontbijt
Vergeef me
ze waren heerlijk
zo zoet
en zo koud
Een tweetalige editie, op wat dunner papier dan maar, was fijn geweest, om de lezer zelf de vergelijking te laten maken.
Maar nogmaals, ondanks de hierboven aangestipte punten: fijn dat dit boek en de reeks waar het deel van uitmaakt er zijn.
Leave a Reply