In juni negentienhonderd twee en twintig brengt een bevriende kunstschilder de dichter naar een dorp in het district Novgorod voor een broodnodige rustkuur. De dichter is echter ernstig ziek, hij raakt verlamd aan beide benen en sterft onder erbarmelijke omstandigheden in het kleine dorp Santalovo op de premature leeftijd van zeven en dertig jaar. Op zijn grafkist staat de onvergetelijke tektst: ‘President van de aardbol’. De boeren nemen hun hoofddeksels af om daarbij diep te buigen. Een groot man is heengegaan denken zij, waarmee zij niet zo heel ver van de waarheid verwijderd zijn.
Er bestaat een persoonsbewijs, een document afgegeven door een overheidsinstantie in Charkov, dat ons de volgende informatie verschaft. De burger-ingezetene van Rusland Velimir Chlebnikov, zonder vaste woon of verblijfplaats, zijnde geestelijk gestoord, is voor zijn daden niet verantwoordelijk hetgeen door onderstaande handtekeningen en stempels moge zijn bekrachtigd.
Mijn witte goddelijke hersens
geef ik, Rusland, aan jou-
word mij, word een Chlebnikov!
Tijdens zijn lange zwerftochten langs de Kaspische zee, zien wij een haveloze figuur. Hij draagt jas, muts noch laarzen. Over zijn verder blote lichaam heeft hij een zakvormig hemd gedrapeerd, alsmede een net zo zakvormige broek, niets meer of minder dan een in lompen gehulde bedelaar, die zich bezighoudt met wat de zee hem biedt. Zijn expressief, bezield gelaat en zijn uiterlijk, maken duidelijk dat wij met een man niet van deze wereld van doen hebben, en tevens dat de Perzen hem als een derwisj beschouwen. Een oordeel dat nauwelijks aan vechtbaar is.
Wie vermag deze Velimir Chlebnikov dan wel niet te zijn? Welnu, Chlebnikov is een figuur buiten de realiteit, een zonderling die grote delen van zijn leven in vodden en voornamelijk platzak door Rusland zwerft. Daarnaast is hij een van de invloedrijkste en oorspronkeijkste dichters van het Rusland van de twintigste eeuw. Een bekend literator noemt hem ‘een in de Russische dichtkunst verliefde reiziger. Een onwerkelijke persoon, zelfopofferend, onbaatzuchtig, niet anders dan zijn poetisch ideaal nastrevend.’ Jaar na jaar, noteert Chlebnikov zijn verzen in zijn grootboek, een grootboek dat hij tijdens zijn omzwervingen, als enige bagage, in een kussensloop met zich meedraagt.
Uitstekende ideeen heeft Chlebnikov natuurlijk ook. Hij is van zins apen volledig in de menselijke gemeenschap op te nemen en, uiteraard, volledige burgerrechten te verlenen. Nog beter is zijn idee om IJsland tot het enig mogelijke oorlogsgebied ter wereld te verklaren. Het voedseltekort in de wereld meent Chlebnikov op te lossen door, onder andere, grote visrijke meren eerst tot het kookpunt te brengen, vervolgens in te vriezen om tot slot de aldus ontstane vissoep in bevroren toestand naar die werelddelen te sturen die het het hardst nodig hebben. Ook nodig, naar zijn stellige mening, is een wereldgemeenschap met driehonderd en zeventien presidenten, waar hij, maar dan alleen als het werkelijk nodig is, er wel een van wil zijn. Een ziener is Chlebnikov eveneens, want melancholisch ziet hij de steden van de toekomst als ‘strijkijzers van de orde voor de kreukels van de massa’.
Kort voor zijn dood schrijft Chlebnikov:
Ik was de enige opening
waardoor de toekomst
in de emmer van Rusland viel
Waar zijn zij gebleven deze dichters van de onverzettelijkheid? Deze oorspronkelijkheid. Deze semantiek. Deze dichters van waanzin en geluk! Waar?
portret: Henriëtte Grasman
Leave a Reply