Oude bekenden. In dit museum huizen er een paar die me dierbaar zijn. Hier leerde ik in 2002 op de tentoonstelling Name no Names Marlene Dumas pas echt kennen, nadat ik jaren daarvoor door één enkel werk in het Stedelijk in Amsterdam danig van slag raakte. Voor het eerst durfde ik alle tijd te nemen om naar een kunstwerk te kijken. Voor het eerst geneerde ik me niet, ging op de grond zitten en liet afwisselend Jesus Serene en Blindfolded binnenkomen, een uur lang. Ik maakte de reis naar hier in dat jaar twee keer, ik wilde nog meer en nog beter kijken. Nu deel ik Black drawings met iemand die zo te zien ook niet voor het eerst komt kijken.
Van Bill Viola had ik toen nog nooit gehoord. Dat kan ik na The greeting niet meer zeggen. Het was een ontmoeting die om een vervolg vroeg. Intense kleuren, de verankering in een traditie, maar vooral de tijd die niet met zichzelf synchroon loopt.
En dan zijn er nog die twee bedrieglijke werken die mijn kijk op waarnemen op de helling zetten. Een gat in de grond, waarvan maar niet duidelijk wordt of het ook daadwerkelijk een gat is of een plat vlak en een zwarte ruimte waarin een vorm van kleur schuil gaat.
Descent into limbo (Afdaling in het ongewisse) (1992) heet het wel/niet gat in de grond. De doorsnee is ongeveer zestig centimeter, de diepte is niet te peilen. Het met je ogen aftastend kan het beide zijn: een op de vloer geschilderde cirkel en een gat waarvan het donker de zijwand is. Wie heeft er ooit gezegd dat je kunt vertrouwen op wat je ogen zien.
De verwarring wordt nog groter als je het zwart nadert. Heb je net besloten dat Descent into limbo toch echt een plat vlak is – en als je dat maar hard genoeg denkt, dan is het dat ook en zie je de derde dimensie niet – of de verlamming treedt in. Althans bij mij en ik weet niet of dat is omdat ik hoogtevrees heb. Ik kan niet sneller dan behoedzaam voetje voor voetje schuifelen, ik kan niet anders dan voelen dat vallen en verdwijnen op de loer liggen. Maar ook als ik mijn lichaam voorover strek en heel voorzichtig over de rand kijk, kan ik niet uitmaken of ik in een diepte kijk. Dat is dit keer niet anders dan de voorgaande keren.
De ruimte ernaast heet Zonder titel (1992). Net als bij Descent into limbo maakt de ruimte onderdeel uit van het kunstwerk. Ook Zonder titel wordt gedomineerd door donkerte. De muren, de vloer en het plafond zijn zwart – zwart van een bijzondere soort, dat wel. Hoe zat het ook alweer met dit werk… O ja… zodra mijn ogen aan de duisternis gewend zijn, gloeit er een blauwe cirkel of bol – ook hier weer die verwarring over het aantal dimensies – tegen de achtergrond, die gloed in overvloed lijkt te hebben om ook de vloer mee te kleuren. Naarmate je langer kijkt, worden de kleur en het zwart intenser, maar hoe lang en zorgvuldig ik ook kijk: ik kan niet zien of het blauwe vlak een cirkel is hangend voor de achterwand of toch een bolvorm die zweeft in de ruimte.
Hoe het ook zij, over de aanwezigheid van een vorm hoeven we het niet twijfelen. Het blauw is er en laat zich vastleggen door de objectieve lens van een camera.
Descent into limbo en Zonder titel vergen kijken². Het is gezichtsbedrog in optima forma waar je je als kijker niet aan kunt onttrekken. Vaker kijken, beter kijken, het helpt niet. De verwarring blijft.
Wie mij zo meesterlijk in de maling nam, was me niet bijgebleven. Pas toen ik vorig jaar degene naar wiens afscheid ik nu onderweg ben enthousiast hoorde zijn over Anish Kapoor, zo enthousiast dat hij even op en neer naar Parijs wilde om daar in het Grand Palais binnen te treden in Kapoors kolossale Leviathan – hé, Kapoor droeg dit werk op aan Ai Weiwei van wie op dat moment, het is mei 2011, elk spoor ontbrak: ‘When governments silence artists it bears witness to their barbarity’ – ging er bij mij een lichtje branden.
Bij deze oude bekenden – werken van Marlene Dumas, Bill Viola en Anish Kapoor – zocht ik mijn toevlucht toen ik er niet in slaagde om contact te maken met Ai Weiwei.
Wie schetst mijn verbazing als ik ook nog een bekende van vlees en bloed tegen het lijf loop.
Leave a Reply