Hoe lang is het geleden dat de VSB poëzieprijs werd uitgereikt? Ik weet het al niet eens meer. Wat ik wel weet is dat ik, toen de nominaties bekend werden, vier van de vijf genomineerde bundels nog niet gelezen had.
De illusie dat ik hier of waar dan ook de hele laaglandse poëzieproductie kan bespreken heb ik al lang laten varen. Dus maak ik een selectie. Bij die selectie vallen vaak dingen af waarvan ik weet dat de hele rest van het literair journaille er al iets van gaat vinden. En dat heeft niet (of in ieder geval niet alleen) met eigenwijsheid te maken.
De meeste dichters die doorgaans goed of ‘belangrijk’ gevonden worden vind ik vaak een beetje… volwassen. En dan niet in de zin van ‘een volwassen dichter’, als in een ervaren, ontwikkelde dichter (hoewel ze dat natuurlijk ook allemaal zijn) maar volwassen als in dat het jonge, en dan vooral het puberale, het grootsprakige, het belachelijk opgeblazen dichters-ego dat, mits met wat humor gepresenteerd, zulke heerlijk sappige gedichten oplevert – dat jonge dat mist.
Serieus: kunt u zich voorstellen dat de VSB-poëzieprijs naar Menno Wigman, F. Starik, Daniël Dee of Delphine Lecompte zou gaan? Nee. Waarom niet? Volgens mij zijn ze niet statig genoeg, niet monumentaal. Ze zijn te persoonlijk. Hun poëzie is intiem en ongewassen en dat gaat er niet lekker in bij prijzenjury’s. Maar bij mij wel, dus als ik moet kiezen (en dat moet ik: er komen zo’n 100-130 dichtbundels uit in een jaar en er zitten maar 24 uur in een dag) kies ik vaak de niet-prijsdichters om te lezen en te bespreken.
En zo kan het zomaar gebeuren dat de VSB-jury met vijf nominaties komt (Ezelskaakbeen van Peter Ghyssaert, Hemelsblauw van Jan Lauwereyns, Dode kamer van Erik Spinoy, Gerichte gedichten van Willem Jan Otten en Eiland berg gletsjer van Anne Vegter) die mij alsnog tot veel leeswerk verplichten.
Inmiddels is dat gedaan en ik weet weer waarom ik de meeste prijsbundels aan me voorbij laat gaan. Vooral Lauwereyns maakt het bont met het ‘monumentalisme’ (maar hij won dan ook de prijs. Quod erat demonstrandum). In zijn gedichtendagessay vorig jaar schreef hij dat hij ik-loze, ‘hart-loze’ noemde hij het, poëzie nastreefde. Dat lukt hem. Het is ook technisch perfecte poëzie, ritmisch goed met goed opgebouwde beelden, bla, bla, bla… Ik zou er waarschijnlijk een gunstige recensie over schrijven, maar als privélezer zou ik het hele boek met plezier inruilen voor drie pagina’s uit Monsterproof van Daniël Dee. Dichters die dichten met hun hart, zal ik maar zeggen.
Ezelskaakbeen was de enige bundel die ik al wel had. Ik besprak hem afgelopen zomer voor Hanta. Ook daar poëzie waar weinig op aan te merken is. Ja, goede poëzie, en van de vijf bundels de meest ‘menselijke’. Maar: een dementerende vader als onderwerp past toch ook niet helemaal bij mijn leeftijdscohort, helaas.
Met Spinoy heb ik, hoewel hij in deze bundel een stuk ‘emotioneler’ dicht dan in zijn eerdere werk, grotendeels hetzelfde. Een vaardig dichter aan het werk en dus gedichten die als ‘zeer goed’ bestempeld kunnen en moeten worden, maar waar zijn de ruwe randjes, waar schuurt het, waar kraakt het en waar barst het om zijn binnenste te laten zien?
Gerichte gedichten is wat dat betreft al stukken beter. Het is een veel warmere, beter leesbare bundel dan de andere drie. Een bundel ook met een duidelijk zeer persoonlijke lading. Dat is in het geval van Otten ook altijd een religieuze lading. Otten vertelt in een vrij strak gecomponeerde bundel verhalen en vraagt ondertussen naar de aard van God en de mens. Maar de toon is me niet los genoeg, te plechtig. Alweer te volwassen,dus:
Het was na twaalven,
en het was de dagelijkse eindtijd
die zichzelf herhaalt
herhaalt met steeds één slag.
Hoe lang had hij de slaap
al niet meer echt vertrouwd?
Bij Eiland berg gletsjer van Anne Vegter begonnen de problemen al vóór de VSB-nominatie. Zij kreeg namelijk de Awater poëzieprijs. De laureaat van die prijs is degene die het meeste stemmen krijgt in de top 3-lijstjes van 26 beroepslezers, waaronder ondergetekende.
(Nou is die Awater-prijs sowieso een beetje een rare prijs. Eerst heette hij namelijk gewoon de Letterland Woordlijst en het was ook precies dat: een veredeld eindejaarslijstje op het Letterland-blog. Chrétien Breukers heeft dan ook wel een beetje een punt met zijn gemopper erover, omdat het onmogelijk is om alle bundels gelezen te hebben. De ‘mythische zesentwintig’ – vroeger werden de namen bij de uitslag vermeld maar daar is men mee opgehouden. Ik weet dus ook niet precies wie het zijn – zijn dan ook eigenlijk niet een volwaardige jury, waarmee de prijs ook geen volwaardige prijs kan zijn. Een beetje gelijk zeg ik, want de doelstelling van de Poëzieclub, waar de Awater-prijs van uitgaat, is volgens mij onder andere om de poëzie onder de aandacht van het publiek te brengen en dat lukt: de toekenning van de prijs wordt in veel media vermeld.)
Ik dacht eigenlijk dat ik wel klaar was met Anne Vegter. Ik heb haar eerdere bundels gelezen, ik heb haar een paar keer zien voordragen en ze is goed, maar niet voor mij. Teveel van hetzelfde en teveel meisjeserotiek. Wat dat betreft beloofde Eiland berg gletsjer niet veel goeds, want de sekstekeningetjes van de hand van de dichteres waar de bundel mee is opgesierd zijn een aanfluiting. Maar toen ging ik lezen.
Meten & wegen
Of het tijd kost Anne Vegter te zijn.
De schotels in de lucht houden, probeer ik.
Ik doe natuurlijk maar wat.
Gisteren zei iemand het past of fluit ernaar.
Iemand zei genen van belangstelling
woekeren/denkers willen verspillen!
Het kost niet per se tijd maar het hoofd
(denken aan de liggende jaren, een tegen-
stelling noemen van verlangen) puilt uit.
Lezers zoeken iemand om in uit te rusten.
De poëzie van Anne Vegter heeft hetzelfde probleem als de andere drie. Het is volwassenenpoëzie, het is eigenlijk te goed en mist de charme van de glorieuze mislukking. Maar Vegter heeft een veel lichtere toets dan de vier heren. Ze sprankelt in deze bundel meer dan ooit tevoren en ze maakt zinnen die zo makkelijk vloeien dat je in eerste instantie niet ziet hoe goed ze zijn.
Anne Vegter had dus, naast de Awater-prijs, ook de VSB-poëzieprijs moeten krijgen.
[bookdata isbn=”9789021439006″]
[bookdata isbn=”9789045018744″]
[bookdata isbn=”9789023457329″]
[bookdata isbn=”9789085422501″]
[bookdata isbn=”9789028241732″]
Leave a Reply