Tegenwoordig is de trein bijna overal goed voor. Wie regelmatig reist en zijn tijd toch nuttig wil besteden, ontdekt al snel dat je in de trein meer kunt dan lijdzaam uit het raam staren naar een landschap dat niet noemenswaardig verandert of het moet zijn dat de seizoenen er ieder jaar opnieuw en in dezelfde volgorde overheen gaan.
Vrouwen bijvoorbeeld weten heel goed waar de trein goed voor is. Douchen en aankleden, dat doen ze thuis, maar toilet maken en ontbijten, dat kan in de trein. Scheelt toch gauw een halfuurtje: kun je je na de wekker lekker nog een keertje omdraaien.
Als ik zeg toilet maken, bedoel ik ook echt toilet maken: poeder en blush, mascara, eyeliner, lippenstift en lippengloss, nagellak, het is opmerkelijk hoeveel er in zo’n handzaam tasje past. Minstens zo verbazingwekkend is het hoe vast die handen zijn die ondanks piepkleine spiegeltjes en schommelende treinen nooit uitschieten. Ik vind het knap. Maar het hoort niet. Van zulke privéë handelingen wil ik verschoond blijven. Die horen in de trein niet thuis.
De vrouwen die toilet maken, zijn niet de vrouwen die ontbijten. Ontbijten is misschien wat veel gezegd voor het drinken van koffie of thee. Die koffie of thee zit in een thermosfles – meestal zo’n matte metalen – waarvan ze met een overdreven concentratie de dop losschroeven. In die dop die tegelijk beker is, schenken ze heel behoedzaam hun koffie of thee, die ze vervolgens bijna nippend nuttigen. Ondertussen lezen ze de ochtendkrant van thuis. Na het laatste slokje pakken ze een papieren zakdoekje, drogen de dop af, schroeven hem in slow motion weer op de fles en bergen fles en krant op. Ook al zijn ze dan nog niet op hun plaats van bestemming. Het hoort allemaal bij het ochtendritueel van een gewone werkdag.
Mannen maken geen toilet in de trein – of het moet zijn dat ze hun nagels knippen. Mannen ontbijten ook zelden – wel eten ze aan het eind van de dag opvallend vaak vers fruit. Mannen hebben andere onhebbelijkheden. Voor hen is de coupé het verlengstuk van hun bureau. Ze zitten nog niet of ze klappen hun laptop open om hun mail te checken – terwijl ze dat net thuis nog gedaan hebben, met een boterham in hun hand, en ze maken overmatig gebruik van hun mobiele telefoon. Zonder de minste gêne voeren ze op luide toon slechtnieuwsgesprekken, sluiten deals, zeggen tegen de één het één en tegen een ander iets anders. Luide toon symboliseert status. Vlak voor ze op de plaats van bestemming zijn, gaat de laptop uit en werpen ze dan nog even een blik in een van gratis kranten. Dan zijn ze er helemaal klaar voor.
Al die bedrijvigheid heeft grote invloed op wat ik het liefste doe als ik in de trein zit, namelijk: lezen. Als er één ding is waar de trein zich steeds minder voor leent is het dat. Het monotone ritme van ijzeren wielen over ijzeren rails heeft zijn absorberende werking verloren, omgevingsgeluid is lawaai geworden en dat laat zich niet zomaar naar de achtergrond verdringen. En denk maar niet dat het in een stiltecoupé – als die er al is – per definitie beter is. (a) Accepteert niet iedereen het bestaan van een stiltecoupé, sommigen maken er zelfs een sport van om bewustrustzoekendereizigers te schofferen, (b) Ben ik in een stiltecoupé extreem allergisch voor geluid, zo extreem dat ik dat ik er op ga zitten wachten tot er iemand zijn mond open doet, om me vervolgens zo mateloos te ergeren, dat ik mijn aandacht niet bij mijn boek kan houden.
Tijd voor lezen, dat is er wel, maar ‘Lekker lezen in de trein’, das war einmal.
Ruben says
Leuk stukje, prettig te lezen en herkenbaar onder andere. Ik ben overigens wel een van de mannen die het aandurven om een boek i.p.v. een laptop op schoot te nemen in de trein. De trein is voor mij nog uitermate geschikt als leeshoekje.
Overigens, lachwekkend mooi: ‘Het monotone ritme van ijzeren wielen over ijzeren rails heeft zijn absorberende werking verloren, omgevingsgeluid is lawaai geworden en dat laat zich niet zomaar naar de achtergrond verdringen.’ En herkenbaar :-) : ‘ Ben ik in een stiltecoupé extreem allergisch voor geluid, zo extreem dat ik dat ik er op ga zitten wachten tot er iemand zijn mond open doet, om me vervolgens zo mateloos te ergeren, dat ik mijn aandacht niet bij mijn boek kan houden.’