‘Schrijven is net als door een stad lopen’, meent de Amerikaanse auteur Paul Auster. En hij kan het weten: hij schrijft én loopt veel.
Paul Auster was aanwezig tijdens het internationale literatuurfestival City2Cities (Internationale Literatuurdagen Utrecht), dat elk jaar Utrecht met twee andere steden verbindt. Dit jaar waren dat Barcelona & Praag.
Paul Auster is gevraagd te komen te spreken, niet alleen ter promotie voor zijn nieuwste boek Winterlogboek (nu al uit in de Nederlandse vertaling, in augustus verschijnt het in het Engels, Winterjournal 2012), maar omdat hij een stadschrijver pur sang is. Zelf zegt hij: ‘Veel van wat ik schrijf, speelt zich af in steden’.
Verdwalen
Auster is een man die graag wandelt, maar nog altijd regelmatig verdwaalt. Het overkomt hem zelfs in New York City, een stad waar men welhaast onmogelijk kan verdwalen. ‘Mijn hersenen werken blijkbaar anders. Loop ik vanuit de metro via de trap omhoog de straat in, ga ik richting zuiden als ik naar het noorden moet, loop ik naar het westen als ik naar het oosten wil.’ In vreemde, nieuwe steden loopt hij ook het liefst. En verdwaalt daar ook graag.
Schrijven is eigenlijk verdwalen, meent Auster. ‘Schrijven is net als door een stad lopen.’
Hij houdt van steden. Parijs (waar hij enkele jaren woonde) is voor hem de mooiste stad ter wereld, na zijn grote liefde, New York City.
New York is zijn favoriete stad omdat het een centrum van de wereld vormt. ‘Ik vind San Francisco best een leuke stad, daar niet van – maar ik zou er nooit willen wonen. Te klein. New York is altijd in beweging, verandert altijd.’
Amsterdam
Auster heeft ook een fascinatie voor Dublin, waar hij op jonge leeftijd per se heen wilde na Ulysses van James Joyce te hebben gelezen. Hij is ook zeer gecharmeerd van Amsterdam. (‘Ik had het vroeger na terugkomst in New York graag over “New Amsterdam” als ik New York bedoelde’.)
In Spinsel van de eenzaamheid (The invention of solitude, 1982) beschrijft hij die keer dat hij in 1979 in Amsterdam was. Hij bleef verdwalen, drie dagen lang. ‘Amsterdam is een stad waar je van te voren al moet weten waar je heen wilt, anders gaat het mis.’ Auster voelde tijdens zijn wandelingen grote aarzeling om de kaart te bekijken. En om de weg te vragen. ‘Nederlanders spreken zo goed Engels. Maar als iemand Engels tegen mij zou praten, zou de magie van de stad verdwijnen. Amsterdam zou minder Nederlands zijn.’ Dus dan maar liever verdwalen.
Bovendien: ‘Amsterdam is hell’, zegt Auster. Het is alsof je in cirkels van de hel rondloopt. Dat is volgens hem ook de bedoeling van verdwaald zijn. Uiteindelijk raak je verdwaald in jezelf tijdens die wandeling. Zo ontdek je jezelf.
Praag
Hij sluit niet elke stad die hij bezoekt in zijn hart. Neem Praag. Praag is de stad van één van Austers vroegere grote voorbeelden, Franz Kafka. Toen Auster er was, zag hij slechts een deel van Kafka’s stad terug: de burcht en de centrale binnenstad. Praag was vroeger een donkere stad. Donkere stad, met donkere schrijvers als Kafka en Hrabal (de naamgever van Hanta.nl). Nu is het verworden tot een stad voor toeristen. De echte Pragenaren wonen niet meer in de binnenstad. Auster: ‘Mijn vrouw Siri (Hustvedt, KF) noemde het de hoofdstad van de droefheid.’
Literaire helden
Auster heeft nog steeds veel bewondering voor de Praagse auteur, maar hij geeft wel toe dat de invloed van deze auteur op zijn werk in de loop der jaren minder is geworden. Dat geldt ook voor Samuel Becketts invloed, een andere auteur die vaak in context met Paul Auster wordt genoemd. Hij denkt niet meer aan deze schrijvers, zegt hij. Maar als Auster vertelt over de laatste maanden van Kafka’s leven, komt de bewondering toch weer om de hoek kijken.
Auster: ‘Aan het einde van zijn leven woonde Kafka in Berlijn. Tijdens een avondwandeling in een park kwam hij een klein meisje tegen dat verdrietig was omdat ze haar pop kwijt was. ‘Nee’, zei Kafka tegen het sombere meisje: ‘je pop is gewoon even op reis gegaan. Dat weet ik omdat ik een brief van het popje heb ontvangen.’ Het meisje geloofde Kafka niet waarop hij zei: ‘Kom morgen maar weer hier naar toe, dan neem ik de brief mee.’ De volgende dag gaf hij dat meisje de brief. ‘En dat was niet eenmalig’, zei Auster. ‘Dat deed hij elke dag, twee weken lang. Kun je nagaan: een stervende schrijver die zich bezighield met het schrijven van brieven van een pop! Om een klein meisje vrolijk te stemmen.’
Over de verminderde belangrijkheid van deze auteurs voor Auster, meent hij: ‘Het is zoals geloof ik George Orwell zei, er zijn meerdere bronnen waar je de inspiratie uit haalt.’
Zijn literaire helden stammen eigenlijk uit de 19de eeuw: Henry David Thoreau, Herman Melville, Emily Dickinson, Walt Whitman, Nathaniel Hawthorne.
‘Deze auteurs drogen niet op ‘, zegt Auster. ‘We hebben sinds die tijd eigenlijk niet meer zulke schrijvers gehad.’
Winterlogboek
In zijn nieuwste boek Winterlogboek staat Auster (65 jaar oud nu) stil bij zijn eigen sterfelijkheid. Hij is in de winterfase van zijn leven aanbeland. En hij realiseert zich dat de karakters die hij in zijn verhalen heeft geschapen, belangrijker zijn dan hij. ‘Naarmate je ouder wordt, besef je dat je zult vervagen. Maar je karakters verdwijnen nooit.’
Christoph says
Dat een makelaar of een timmerman niet weet om te gaan met de Nederlandse grammatica is nog te begrijpen. Hij makelaart en hij timmert. Maar hoe kan iemand die een stuk schrijft over Paul Auster, schrijven dat Auster ‘nog altijd regelmatig verdwaald’? Tot twee keer toe?
Kari-Anne Fygi says
Het is aangepast. Dank.