– Diagnose: in ernstige mate naïef zonder kans op herstel –
Gebrek aan ziekte, dat is de kern van de identiteit van Samarendra Ambani, die behalve dat ook nog jong, ambitieus, architect en Zwitsers staatsburger is. Hij wil een man van de wereld zijn, maar blijkt een wereldvreemde provinciaal. In zijn streven een grote, anonieme beïnvloeder van andermans geluk te zijn – voor die opgave ziet hij zich als architect gesteld – en en passant ook nog een voorbeeldige zoon en genezer van een zieke zus, stoot hij zich tot twee keer aan de steen die overmoed/gevoel van onaantastbaarheid/naïviteit* (doorhalen wat niet van toepassing is) heet.
In de ban van zijn ambities reist hij naar Irak. Hij is één van de drie finalisten van een wedstrijd uitgeschreven door het World Wide Design Consortium voor een ontwerp van het nieuwe operagebouw in Bagdad. Dat daar een andere standaard heerst als het om persoonlijke hygiëne gaat, is een te verwaarlozen ongemak, gemeten naar de mensonterende omstandigheden waarin hij terecht komt. Samarendra Ambani wil graag geloven in deze missie en blijft tegenslagen rationeel het hoofd bieden. Lichtelijk getraumatiseerd keert hij uiteindelijk huiswaarts.
Niet lang daarna reist hij naar Dubai om de bouw van een bunker/bibliotheek te begeleiden die door hem en zijn compagnon is ontworpen. Dubai is net zo min een oase van veiligheid als Irak, dit keer schuilt het gevaar in een kofferbak.
Het is niet dat Samarendra Ambani geen gewaarschuwd man is. Hij neemt – op aandringen van zijn vriendin weliswaar – wel degelijk voorzorgsmaatregelen. Maar bovenal vertrouwt hij op de vrijbrief en onschendbaarheid die hem door zijn Zwitserse, dus neutrale, nationaliteit ten deel gevallen zijn. Samarendra Ambani is iedereen die denkt dat het wel meevalt en verwacht de dans te ontspringen. Samarendra Ambani is iedereen die gelooft dat vertrouwen hebben voldoende is om de wereld te verbeteren. Op Samarendra Ambani is de wet van toepassing die zijn leermeester formuleerde: k = t – n. De kracht van een architect is zijn talent min zijn naïviteit.
De man zonder ziekte is opnieuw geen rijk gestoffeerde roman. Grunberg smukt niet op als hij aan een half woord genoeg heeft. Hij kleedt de werkelijkheid tot op het cliché uit. Hij speelt met wat mensen voor waar houden. Hij ridiculiseert intermenselijke relaties, de intieme, de politieke en de diplomatieke. In De man zonder ziekte maakt hij het individu speelbal van door ‘regimes’ geënsceneerde list en bedrog waaraan geen ontsnappen mogelijk is omdat het onomstotelijke bewijs van het een of ander niet geleverd kan worden. Alles is echt en waar, alles is schijn. Alles, gezegd en geschreven, wordt tegen hem gebruikt.
Grunbergs reservaten– afspiegelingen van de werelden die Grunberg aandoet in zijn zoektocht naar
‘Wahrheits-Erlebnisse’; literaire equivalenten van onderweg en onder de mensen opgepikte inzichten die daarna kans en tijd gekregen hebben om te rijpen – bestaan voor een groot deel dankzij de taal die het absurde nog enigszins maskeert en een schijn van vanzelfsprekend oproept. Het demasqué ligt in de taal besloten, ook in De man zonder ziekte. Hoewel de lezer al snel in de gaten heeft dat Samarendra Ambani over te weinig bagage beschikt om het leven schadevrij door te komen, hoeft hij zich de volgende 220 bladzijden niet te vervelen. Zinnen genoeg. Kale zinnen die schrijnen. Zinnen die gebukt gaan onder understatement, maar desondanks vrolijk klinken. Zinnen die gaten schieten in het zwart maar nauwelijks verlichting brengen.
Leave a Reply