A quarreling pair (1945), een poppenspel van Jane Bowles uit de bundel Plain pleasures – maar ook opgenomen in het verzameld werk dat My sister’s hand in mine heet, naar een regel uit een liedje uit A quarreling pair – gaat over twee duellerende zusters, Mildred en Rhoda. Zij waken over hun territorium, zowel het fysieke – ze leven ieder op gescheiden vierkante meters in elkaars nabijheid en soebatten over wie wanneer waarom het terrein van de ander mag betreden, als het mentale, waarbij de oudste de aanval kiest om te kunnen kleineren en superieur te kunnen ogen.
Van weerszijden van een lijn – een regieaanwijzing van Jane Bowles – werpen ze elkaar kwetsende woorden toe, nemen elkaar de maat, terwijl zij tussen de regels door de zusterliefde prediken.
Geen wonder dat een regisseuse A quarreling pair als tenniswedstrijd ensceneerde. Maar wie was zij?
In eerste instantie dacht ik Matin van Veldhuizen. Van haar kreeg ik ooit – ooit klinkt als willekeurig in de tijd, dat was het niet: het was in 1985, toen de belangstelling voor Jane Bowles in Nederland groot was en ik alles wilde lezen waarvan ik het bestaan via research had ontdekt – een kopie van het niet in de handel gebrachte maar met succes opgevoerde toneelstuk Jane (een voorstelling over het leven en werk van Jane Bowles), dat ze samen met Marijke Beversluis en Carla Mulder maakte.
Maar ik vond niet wat ik me herinnerde, wel de in Jane verwerkte tekst van A quarreling pair, woorden die in de monden van Jane en vriendin Helvetia Perkins gelegd waren. En opnieuw ben ik gegrepen door de manier waarop in Jane wezen en werk ondanks de notendop tot hun recht komen.
En toch wist ik zeker dat er een regisseuse was die er een tenniswedstrijd van maakte. Omdat me bijgebleven is hoe toepasselijk die vorm voor deze inhoud was. Het tikken van woorden over het net.
Het was Annette Apon. Het stuk heet Deuce. De actrices Ria Eimers en Catherine ten Bruggencate – zij vertaalde. Voor ik daar achter ben, ligt mijn schrijftafel bezaaid met oude nummers van Toneel Theatraal, theaterjaarboeken en het complete oeuvre van Jane Bowles, terwijl dat van haar echtgenoot Paul op de plank staat te lonken.
Jane Bowles schreef niet veel – een roman, een stuk of wat verhalen, een toneelstuk, een paar aanzetten tot meer, en heel veel brieven – maar het haar eigene is in alles even aanwezig. Eigenzin, vervreemdheid en spot die niet alleen het zelf maar ook de ander fileert. Zij moet (door wie haar nog niet kent) gelezen en herlezen (door mij, in ieder geval door mij, maar wanneer) worden.
Leave a Reply