Het was in de zomer dat ik er niet meer onder uit kon. Voor mijn verjaardag kreeg ik haarverf met honderd procent grijsdekking. Zelf had ik geen bezwaar tegen mijn grijzende haren, maar ik hoefde er ook niet steeds tegenaan te kijken.
Het was in de zomer dat wij zuidwaarts reisden om ergens in een klein Frans dorp voorzien van dorpsplein met standbeeld naar de op banieren geprinte kunstwerken van een bevriende kunstenaar te kijken en er nog een paar dagen bleven hangen omdat we er toch waren.
Die zomer viel mijn verjaardag weer eens samen met de finale van het damesenkel op Wimbledon, maar dit keer was ik dus niet in de gelegenheid om te kijken. Ik vierde voor het eerst sinds jaren mijn verjaardag. Ik deed dingen die ik anders ook wel deed, maar nu omdat ik jarig was, al moet ik toegeven dat neerstrijken op een terras om pastis – de echte, le vrai pastis de Marseille – te drinken cachet aan de dag gaf.
Pas ’s avonds in een café waar iemand achter de tap stond die de tachtig al ruim gepasseerd was hoorden we dat Amélie Mauresmo gewonnen had. De oude dame vertelde het toen ik met een glas wijn in de hand blikken bleef werpen op de televisie die in een verre hoek hing. Ze liet er en passant op volgen dat ik wel iets van haar weg had. Ze werd overruled door degene met wie ik mijn verjaardag aan het vieren was: ze mag dan misschien op die Amélie lijken – diegene had nog nooit van Amélie Mauresmo gehoord en kon dus ook niet beoordelen of van enige gelijkenis sprake was – maar ze is de reïncarnatie van Jeanne d’Arc. De waardin werd er stil van.
Alleen al omdat ik wist dat we onderweg Orléans in de verte zouden zien liggen had ik Joan of Arc in her own words meegenomen. Jeanne d’Arc. Als kind zag ik in Domrémy het huis waar ze woonde. Wat mijn vader over haar vertelde maakte zoveel indruk dat ik haar levensverhaal in vele versies in de kast heb staan.
Haar naam was niet gevallen onderweg. Ik had in stilte mijn hoofd richting Orléans gewend en zo lang mogelijk gekeken.
Leave a Reply