In de ouverture beschrijft Renate Dorrestein dat zij zich haar verhaal De zondagmiddagauto niet kon herinneren. Als haar beste vriendin er geen kopie van bewaard had, zou het zelfs spoorloos zijn verdwenen. ‘Mij is overkomen wat ik nooit voor mogelijk had gehouden: door een toeval waar ik straks nog op terugkom, is er kort geleden “een onbekend werk” van me boven water gekomen.’ Het moet, concludeert zij reconstruerend, geschreven zijn in de jaren tachtig van de vorige eeuw. In een tijd dus dat het met het schrijverschap van Renate Dorrestein nog niet wilde vlotten. Dat zij zich het bestaan van het verhaal niet kan herinneren is eigenlijk opmerkelijk, immers – zo blijkt ook uit de ouverture – De zondagmiddagauto is een schoolvoorbeeld van Dorresteins kijk op schrijven, zoals ze die jaren later in Het geheim van de schrijver ontvouwt. ‘Tot op dat moment had ik dingen bedacht wanneer ik schreef. Ik had steeds uit alle macht iets verzonnen en daar vervolgens mijn wrochtende had op losgelaten. Nu was het alsof ik iets kreeg aangereikt.’
Het korte verhaal dat ze nog ter plekke schreef nadat de mogelijkheden met haar op de loop waren gegaan, tikte ze terug in Nederland uit. Ze was zo verstandig om haar enige lezeres – die beste vriendin – een kopie te geven. Dankzij haar bleef het verhaal bewaard. Renate Dorrestein had overigens een meer dan acceptabele reden om zich niet meer bewust te zijn van het bestaan van het verhaal.
Zo verheugd als de schrijfster is over het weer opduiken van De zondagmiddagauto – ook al is het volgens haar onmiskenbaar het product van een beginnend schrijver – zo vrolijk werd ik van het vinden van een boekje van Renate Dorrestein dat nog ouder is dan haar hervonden verhaal. In 1976 verscheen Voorleesboek voor planten. De hoop dat ik ooit een exemplaar zou vinden dat ik het mijne zou mogen noemen, had ik al lang geleden opgegeven. Het enige exemplaar dat ik ooit zag werd op dat moment door de schrijfster teruggegeven aan de eigenaresse nadat de eerste er een handtekening met opdracht voor de tweede in had gezet.
In hoeverre die rare titel de lading dekt, wist ik tot het een paar weken geleden in de kelder – is het de geur van Pokon of toch het vocht die ruik als ik het boek opensla? – van een tweedehands boekwinkel gewoon onder de D van Dorrestein vond niet. Een juichkreet slaken had geen zin, er was verder niemand. Zoals er ook bij het na lang zoeken vinden van de eerste druk van Nathan Sid van Adriaan van Dis en A little original sin: the life and work of Jane Bowles niemand in de buurt was om mijn vreugde mee te delen.
Inmiddels weet ik het: wie Voorleesboek voor planten voorleest aan de planten in de vensterboek zal dankbaarheid oogsten. De planten zullen zich in de verhalen herkennen en er moed uit putten. Want de planten die Renate Dorrestein met woorden en Annemarie van der Meer in de vorm van rake portretten in het zonnetje zet, hebben het zwaar te verduren. Stuk voor stuk worden ze miskend: de asparagus vanwege het iele voorkomen; de moederplant vanwege het maar aanjongen; de vrouwentongen vanwege de vrouwentongen en de papyrus vanwege vermeende dronkenschap. Om er maar een paar te noemen, om er maar een paar – de over het paard getilden – dood te zwijgen. Voorleesboek voor planten is niet zo ‘onschuldig’ als het lijkt. Het bevat een behoorlijke dosis maatschappijkritiek en veroordeelt vooroordelen.
De zondagmiddagauto – een verhaal over een meisje met haren die onderhoud vragen, haar drie broers die beloond willen worden voor hun inspanningen en een zigeuner die hun tot twee keer toe een loer draait – loopt op belangrijke thema’s in Dorresteins werk vooruit. Het kondigt de boeken aan waarin op elkaar aangewezen mensen rare sprongen maken. En het laat met terugwerkende kracht zien hoe aanwezig familie in haar werk is. Ouders, kinderen, kinderen zonder ouders. Van je familie moet je het bij Renate Dorrestein niet altijd hebben. In De zondagmiddagauto hangt al die onheilspellende sfeer die maakt dat haar romans nooit zo vrijblijvend zijn als ze schijnen.
Leave a Reply