In november komt bij De Bezige Bij de autobiografie van Pieter van Vollenhoven uit. Het is een boek dat iets met me doet. Sowieso: iedere keer dat Pieter van Vollenhoven, voorzitter van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid op televisie was deed dat iets met me.
Dat heeft met mijn achtergrond te maken. Toen ik een jaar of 17 was ging ik, het gymnasium met een exact pakket en goede cijfers afgerond (dat mijn cijfer voor wiskunde B niet zo best was en dat dat voornamelijk te wijten was aan het feit dat ik nooit echt had ‘leren leren’, dat scheen niemand op te vallen), naar Delft om aldaar aan de TU Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek (in de volksmond Lucht- en Ruimtevaarttechniek genoemd, maar formeel gesproken is er dan sprake van ‘Luchttechniek’ en dat is weer iets heel anders) te studeren.
Dat ging niet zo best en ik zakte een treetje, naar de HTS. Aan het eind daarvan keerde ik terug naar Delft om daar bij wijze van stage, vakantiewerk en afstuderen de onderzoekers in het Laboratorium voor Materialen en Constructies te assisteren bij hun werk.
Daarna had ik goede redenen om de luchtvaartwereld te verlaten. Dat vind ik nog steeds en ik heb daar nooit spijt van gehad.
Bijna nooit. De enige momenten dat ik spijt heb van die beslissing is als ik het gezicht van Pieter van Vollenhoven zie.
Of zag. Want hij is met pensioen.
Jaren lang was hij een vaste waarde. Als er iets vreselijks gebeurde, dan zag je Pieter van Vollenhoven. En Pieter van Vollenhoven ging uitzoeken wat er gebeurd was. Kwam hij dan met zijn rapport, dan was hij niet bang om dingen te vertellen die voor sommige mensen niet prettig waren om te horen.
In het lab op de TU was een bijzondere status weggelegd voor diegenen die hun stage hadden gelopen bij het NTSB, de National Transport and Safety Board in Washington D.C. Legendarisch daar waren de ‘lijkenlessen’: bij de introductie toonde een professor, een van de knapste ongevallenonderzoekers ter wereld, dia’s van lijken bij luchtvaartongevallen. Het is vrij simpel: aan de toestand van de lijken kon je zien op welke hoogte het toestel was gedesintegreerd. Lijken op de grond? Het vliegtuig heeft intact de grond geraakt. Lijken in de bomen? Het vliegtuig is op lage hoogte ontploft. Lijken in kleine stukjes, verspreid over een gebied van enige kilometers? Het vliegtuig knalde hoog in de lucht uit elkaar.
Natuurlijk weet ik niet of ik het in die collegezaal had uitgehouden. Maar ik bedacht me wel dit: die lijken waren, behalve onderzoeksmateriaal en een manier om studenten met een sterke maag te selecteren, mensen. En die mensen hadden familie en vrienden. En die wilden weten wat er precies gebeurd was, hoe hun geliefde was omgekomen.
Mensen. Emotie. Als ik zeg dat ik goede redenen had om uit de techniek te vertrekken, en later uit de IT-sector, dan was één van die redenen dat ik de mensen en de emotie miste. Natuurlijk werkte je wel met mensen, collega’s, maar in de techniek was de drive duidelijk: dat was het materiaal, de hardware. Later in de IT was het eigenlijk nog erger. Daar was uiteindelijk de efficiency, het geld, leidend. Wat ik wil is werk met menselijke emoties als kern. Als je dan in de techniek zit, dan is wat Van Vollenhoven deed op dat gebied de heilige graal.
Ja, ik ben blij dat ik schrijf. Maar in die momenten dat ik wens dat ik niet alleen een vak had geleerd (want dat heb ik dus) maar ook een nette baan had gezocht (die momenten zijn niet bepaald zeldzaam) en dat ik mezelf er weer van overtuig dat er werkelijk geen baan, behalve het schrijven dan, is waar ik het een hele carrière in volgehouden had zie ik altijd weer het gezicht van Pieter van Vollenhoven voor me.
En dan weet ik zeker: als ik geen schrijver was, dan was ik ongevallenonderzoeker geworden.
Leave a Reply