In de eerste aflevering van dit rubriekje was ik niet erg aardig voor Neem me mee van Rudy Schellaert. Ik had het ook niet uitgelezen. Het besef dat het, ook al had ik vakantie, van een criticus niet professioneel is om een boek af te kammen dat je niet hebt uitgelezen, deed me het boek na mijn vakantie alsnog uitlezen.
Rudy Schellaert is met heel veel ambities aan dit boek begonnen. Het kreeg de plot van een thriller (een geheime affaire, een in scène gezette ontvoering, een ranzig sekshotel, et cetera, et cetera), maar dat was niet genoeg. Schellaert wilde ook iets zeggen over ethiek, over het ineenstorten van het financieel stelsel en hoe dat de gewone mens raakt en hij wilde het over seks hebben, seks, seks, seks, seks. En ook dát was niet genoeg. Schellaert wilde ook (en ik juich die ambitie van harte toe – ik juich literaire ambitie sowieso van harte toe) een literair boek schrijven, met discussies op hoog niveau, doorspekt van literaire referenties, tussen de hoofdpersonen, met flash-forwards, met de schrijversambities van een van de protagonisten, vertegenwoordigd door ingelaste korte verhalen van zijn hand.
Het is Rudy Schellaerts eerste roman. En dan zie je, met al die ambitie, de bui al hangen. Schellaert heeft zich verslikt.
De uitleggerige, docerende stijl en de flash-forwards verpesten de thrillerspanning. De plot is best geinig bedacht, maar je voelt hem dus niet.
De korte verhalen die de mannelijke protagonist schrijft (en die hij later, eind goed al goed, tijdens zijn gevangenisstraf zal perfectioneren) zijn vervelend. Sowieso: je zit middenin een ontvoering, bent met losgeld bezig en zo, en je werkt aan korte verhalen? En daarnaast ben je ook nog eens druk met je relatieperikelen? Ik bedoel, serieus?
En dan die discussies. Zelfs als de politie vier man sterk voor de deur staat, worden er tussen de hoofdpersonen nog pompeuze filosofische discussies gevoerd.
En dan zijn er nog de details. Justitie vervoert verdachten soms met een ondoorzichtig zwarte skibril op. Goed. Maar wie heeft er zo’n ding toevallig in de garage liggen? Niemand. Nou, deze twee wel. Dat soort dingen.
Het lijkt een beetje alsof Schellaert wel van alles bedacht heeft, maar het daadwerkelijke schrijven vergeten is, met als gevolg dat je 367 pagina’s lang het gevoel hebt dat je niet in een boek zit, maar in het hoofd van een grijzende hoofdlector psychologie en ethiek.
Leave a Reply