– Een annus mirabilis van meer dan 366 dagen –
Toen Harry Mulisch op 5 januari 1991 met terugwerkende kracht aan zijn dagboek begon, was het grote denkwerk dat uiteindelijk de roman De ontdekking van de hemel opleverde al gedaan. Al sinds 17 november 1976 maakte Mulisch aantekeningen – ‘Ja, jonge, veelbelovende schrijver, op geduld komt het aan. Slobber niet meteen het vat leeg, laat je wijn rijpen op fust. Leef en werk, alsof je onsterfelijk bent’, schrijft Mulisch in het voorwoord van Logboek – en met het echte schrijven begon hij al op 2 januari 1990.
Als Logboek begint – het is dan 1 januari 1991 – werkt Mulisch aan hoofdstuk 32, ‘dat plotseling toegevoegd moest worden.’ Mulisch gaat niet in op de inhoud van de afzonderlijke hoofdstukken, al benoemt hij soms wat nog overwogen moet worden. Zijn werkwijze licht hij niet toe – waarom zou hij, in eerste instantie hield hij dagboek voor zichzelf – maar die wordt wel duidelijk door het consciëntieus bijhouden van vorderingen en b.b.h.h. in het kader van research. Daaruit blijkt dat Mulisch niet zo heel ver voor zijn hoofdstukken uitliep. Op 2 januari spreekt hij in het Prinsengrachtziekenhuis een neuroloog over het toepassen van narcose bij een keizersnee bij comapatiënten die zwanger zijn. Op 4 januari begint hij aan H33, dat Sectio Caesarea heet – de hoofdstuktitels vermeld Mulisch niet. Als Mulisch onderzoek doet, dan is dat vrijwel altijd heel doelgericht: hij weet wat hij wil weten, of dat nu om kale feiten of om een specifieke locatie gaat, maar zelden zie je hem browsen en zoeken.
Uit Logboek wordt niet duidelijk in hoeverre de dagen van Mulisch in 1991 en 1992 gedomineerd worden door het schrijven – ik stel mij voor dat Harry Mulisch tijdens zijn actieve schrijfloopbaan gefocust was op zijn werk, ook als een boek niet in de schrijffase verkeerde.
Dat leven bestaat behalve werken uit vrouw, vriendin en kinderen – in de periode die Logboek beslaat is zijn vriendin zwanger en wordt zijn zoon geboren – vrienden, verplichtingen en de wereldpolitiek – 1991 is amper twee weken oud of er breekt een golfoorlog uit en samen met zijn vrienden van DL, Deftig Links, wisselt hij van gedachten over wat gaat komen.
Ongeacht het onderwerp: Mulisch noteert in de vorm van aantekeningen, slechts zelden gaat het om uitgebreid uitgeschreven belevenissen. De enige uitzondering daarop is wat hem in maart 1992 in New York overkwam: onderweg naar de bank werd hij getroffen door een lichte hersenbloeding. Hoe hij die aan voelde komen beschrijft hij met terugwerkende kracht.
Hij hing toen niet aan de grote klok wat hem is overkomen – op advies van goede vriend Hans van Mierlo – vandaar dat het bij het verschijnen van Logboek als nieuwtje gebracht werd. Ook de geboorte van zijn zoon hield hij geheim. Als de druk van de roddelpers te groot wordt, is hij bereid openheid van zaken te geven.
Zijn schrijverschap resulteert in verzoeken en opdrachten en hoewel hij zelfs regelmatig aantekende vorderingen te maken in het nee zeggen, neemt hij ook in de hoogtijdagen van het schrijven aan De ontdekking van de hemel nog opdrachten aan, waaronder de 4-meilezing.
De Harry Mulisch die uit Logboek naar voren komt is een bewogen man. Zeker als de dag nadert dat hij zijn vader qua leef-tijd naar de kroon gaat steken, laat hij zich kennen. De euforie die zich na de voltooiing van zijn boek van hem meester maakt, laat zien hoe hard hij heeft moeten werken.
Logboek is het tweede deel in de reeks Nagelaten werk van Harry Mulisch. Vorig jaar verscheen de onvoltooide roman De tijd zelf. Hoewel Mulisch het voornemen had om zijn dagboek te publiceren, trok hij zijn in 2008 bij zijn uitgever aangeleverde manuscript uiteindelijk terug omdat hij nog aan de tekst wilde werken. Logboek is, enkele correcties daargelaten, die versie, inclusief de wijzigingen die Mulisch en zijn redacteur toen maakten.
Dat Logboek twee jaar na de dood van Mulisch en twintig jaar na het verschijnen van De ontdekking van de hemel is de keuze van zijn literaire executeurs-testamentair Robbert Ammerlaan, Arnold Heumakers en Marita Mathijsen. Hun motieven zijn literair: het dagboek volgt de wordingsgeschiedenis van een belangrijk boek.
Helemaal correct is dat natuurlijk niet: Logboek bevat slechts een deel van die wordingsgeschiedenis en is bovendien fragmentarisch van karakter, maar met De ontdekking van de hemel bij de hand kom je een heel eind. Meer kun je van een schrijver die tijdens het schrijven van zijn meesterwerk to be verslag doet van dat schrijven niet verwachten of eisen. Maar het smaakt naar het meer dat er niet is.
Jammer genoeg – al zal dat, net als dit Logboek, het een gemiddelde lezer een zorg zijn: dit Logboek is niet zozeer voor fijnproevers, maar wel voor liefhebbers – is die wordingsgeschiedenis ook niet meer te herleiden op basis van facsimile-uitgaven van manuscripten. Tijdens het schrijven van De ontdekking van de hemel stapte Mulisch over van pen en schrijfmachine op de computer: ‘dat is dan de prijs die ik betaal (of eigenlijk de literatuurwetenschap) voor mijn tijdwinst. En in zekere zin ben ik daarmee terug bij mijn begin, want op enkele uitzonderingen na heb ik, dom genoeg, tot de jaren zeventig al mijn manuscripten verscheurd na het overtypen’, schrijft Harry Mulisch in Kort commentaar dat aan het eigenlijke dagboek voorafgaat.
Leave a Reply