Had ik een tuin gehad, dan had ik afgelopen weekend mee kunnen doen aan de landelijke Tuinvogeltelling. Niet dat ik een kenner of spotter ben, maar de meest voorkomende soorten kan ik herkennen. Dankzij het kleine boekje Vogels in de winter van dr. Wolfgang Makatsch, met tekeningen van Kurt Schulze – eigenlijk heet het Vögel am Futterhaus. Ik heb het al heel lang. Het is bijna zo oud als ik zelf ben. Ik weet zeker dat met dit boekje mijn belangstelling voor vogels al vroeg gewekt is.
Lang waren bonte kraai, zwarte kraai, roek, ekster, kauw, notenkraker, vlaamse gaai, pimpelmees, koolmees, glanskopmees, kuifmees, zwarte mees, staartmees, boomklever, boomkruiper, roodborstje, goudhaantje, winterkoninkje, sijsje, frater, barmsijs, appelvink, goudvink, koperwiek, merel, pestvogel, groenvink, vink, keep, huismus, ringmus, geelgors, kuifleeuwerik en sperwer de enige vogels op aarde.
Ook al had ik nog nooit een notenkraker, glanskopmees, zwarte mees, goudhaantje, sijsje, frater, barmsijs, koperwiek, pestvogel en keep zien vliegen.
Dat ik niet zo goed ben in het uit elkaar houden van roofvogels komt denk ik ook door dat boekje. Daar stonden ze niet in, behalve de sperwer dan. Toen ik me realiseerde dat die 34 soorten uit Vogels in de winter niet de enige vogels op aarde zijn, was ik al te oud om hun plaatjes in te prenten. Zo bepalend is het om op jonge leeftijd kennis te maken. Daarna is het heel hard werken om nieuwe vrienden te maken.
Leave a Reply