Iedereen die regelmatig met de trein reist, herkent het: het al te luide telefoneren enerzijds en het ondanks ergernis willen luisteren anderzijds. Gesprekken waarvan de helft ontbreekt, leiden veel meer af van waar je mee bezig was dan gesprekken die je van a tot z kunt volgen.
Aanvankelijk ergerde ik me alleen aan een de harde stem. Toen zij ‘dan ben ik verkeerd verbonden’ zei, ergerde ik me aan haar domheid. Geluisterd naar wat ze tegen degene aan de andere kant van de lijn gezegd had voordat bleek dat dat niet degene was die ze dacht gebeld te hebben, had ik niet. Eigenlijk spitste ik mijn oren pas toen ik hoorde wat ze zei tegen degene voor wie de woorden bedoeld waren: ‘Ik kom er achter dat ik de tanden van Gerrit niet in het water gezet heb. Zou jij dat nog even willen doen?’
Die zin had me kunnen doen denken aan De tandeloze tijd van A.F. Th. van der Heijden, hoewel de tanden in de titel van die trilogie geen echte, maar overdrachtelijke tanden zijn. Ook had me Ivoren wachters van Simon Vestdijk te binnen kunnen schieten, een boek dat ik niet gelezen heb, maar waarvan ik wel onthouden heb dat met die ivoren wachters tanden bedoeld worden. Ik had ook kunnen denken aan het in verregaande staat van verval verkerende gebit van de moeder van Elizabeth Batts, de vrouw van James Cook, kunnen denken, waarover Anna Enquist in De thuiskomst schrijft.
Maar het enige waar ik aan dacht was: waar heeft ze de tanden van Gerrit gelaten? Voor degene aan de andere kant van de lijn was dat geen vraag, want zonder dat de verblijfplaats van de tanden genoemd werd, was hij/zij bereid om ze alsnog in het water te zetten.
Leave a Reply