Op de ochtend van 8 april 1994 kwam mijn moeder op de rand van mijn bed zitten en maakte me wakker. ‘Ik heb slecht nieuws voor je, ‘ zei ze. Ik wist al wat het was voordat ze het me vertelde. Kurt Cobain, de man die met zijn muziek en zijn teksten zo ongeveer in zijn eentje wist te verwoorden hoe een hele generatie van min of meer verdwaalde, tussen de wal en het schip vallende jongeren zich voelde, was er niet meer.
Ik wist het, want zijn ziekenhuisopname in Rome iets meer dan een maand daarvoor – waardoor het concert in Amsterdam, waar mijn meisje twee kaartjes voor had bemachtigd – had al alle schijn gehad van een zelfmoordpoging. Het was een kwestie van tijd geweest.
Later bleek Cobain al een paar dagen dood in zijn huis te liggen en werd de sterfdatum vastgesteld op 5 april. Bizar genoeg overleed acht jaar later op dezelfde datum nog een grungegigant. Layne Staley, zanger-gitarist van Alice in Chains, verloor in 2002 uiteindelijk zijn jarenlange gevecht tegen de heroïne.
Het lijkt raar om als volwassen vent nog te rouwen om je tienerhelden. Je bent een tiener, en dus in de war, en je identificeert je met je muziekhelden. Je rammelt zelf op je gitaar, je probeert zelf teksten te schrijven. Maar, zoals dat gaat, rocksterren gaan dood aan drugs en zelfmoord en dergelijke en jij leeft verder, gaat werken, trouwt, krijgt kinderen… Uiteindelijk zou er een punt moeten komen dat je je oude cd’s wegdoet, je grungetijd vergeet en voortaan braaf Chopin draait.
Zo is het met veel van mijn andere idolen wel gegaan. Om de muziek van Megadeth kan ik nog slechts glimlachen. De meeste andere metal laat me al helemaal koud. Stoner rock, ooit zo’n beetje een way of life voor me, is geluidsbehang voor eenzame autoritten geworden.
Maar twee decennia na de hoogtijdagen van de grunge kan ik nog steeds geen plaat van Nirvana, Alice in Chains of Mad Season horen zonder tranen in mijn ogen te krijgen.
Dat komt omdat deze muziek consequent het gevoel uitdraagt dat het leven toch vooral een gevecht met jezelf is, een gevecht tegen angst, pijn, depressie en verslaving. Maatschappelijk succes, liefdesrelaties, het was allemaal ondergeschikt aan – of zelfs onbereikbaar door – de dagelijkse strijd met het Monster. En dat monster was ongeveer het enige waar ze je als kind nooit iets over vertellen.
Leren moet je, en je wordt overspoeld met prietpraat over schoolkeuze, arbeidsmarktkansen, dat soort gedoe. Je wordt door de media en iedereen bepraat over relaties en kinderen en, godbetert, geluk. Alle popliedjes, alle tv-series en films gaan daar over, maar niemand vertelt je iets over het monster dat binnen in je leeft en waar je misschien wel de rest van je leven mee moet vechten.
Cobain en Staley gaven dat monster een gezicht door erover te zingen en het gevecht vorm te geven in de gruizige sound van hun muziek. En tieners over de hele wereld herkenden zich erin.
Volgens mij was Staley trouwens uiteindelijk de betere songschrijver. Het volmaakte, compacte, stoplaploze Engels van zijn teksten, zijn snijdende sarcasme, zijn altijd originele melodieën en zijn unieke stemgeluid, dat hij ten volle uitbuitte door, zoals op ‘Man in the box’ tekstloos met de gitaar mee te loeien, maakten zijn nummers tot kunstwerken op ieder niveau. Waar Cobain nog wel eens de indruk maakte dat hij zich bewust in vaagheid verschool (een truc die ik als dichter met genoegen van hem geleend heb) was het bij Staley altijd glashelder waar het over ging. Meestal waren dat zijn heroïneverslaving, de dood en verraad door vrienden en vrouwen.
Cobain was qua onderwerpen veel diverser, meer maatschappelijk betrokken ook en intellectueler, maar bij de muziek van Nirvana ging het toch vooral om het gevoel dat uit het geheel sprak. Het gevoel dat alles een bij voorbaat verloren strijd was die niettemin gestreden moest worden.
Zo werd vooral de doodsstrijd van Kurt Cobain een soort mythe. Zijn levensverhaal wordt, als een heiligenleven, op eindeloos veel websites, in eindeloos veel boeken en in een film steeds weer opnieuw verteld. Zijn lijden en dood staan symbool voor hoe miljoenen mensen over de hele wereld zich voelen. Als ik ‘Serve the servants’ of ‘Wake Up’ hoor kijk ik in een spiegel en zie ik de duisternis in mezelf.
Is dat leuk? Niet echt. Maar het leerde me, zoals goede kunst hoort te doen, iets over mezelf dat ik op geen andere manier had kunnen leren.
Dat stemt me op deze dag tegelijk dankbaar en droevig.
foto: P.B. Rage
Mark says
Hoi,
Leuk stuk!
Ik zit net te kijken naar AIC unplugged. Een geweldig document zoals jij waarschijnlijk wel weet.
Maar goed dat is de aanleiding dat ik Layne aan het googelen was en op jouw stuk kwam.
Alleen, in het begin van je blog zeg je dat Nirvana naar Amsterdam zou komen. Dit was naar mijn weten toch Ahoy, Rotterdam?
Bianca says
Hoi,
Ook ik draai nog regelmatig Alice in Chains. Voor mij staat deze muziek voor de borderline en depressies waar ik vanaf mijn jeugd mee worstel. Toen wist ik nog niet waar dat rotgevoel vandaan kwam, maar ik voelde me gesteund door de grungemuziek van Nirvana, Alice in Chains, Soundgarden , Stone Temple Pilots en Pearl Jam. Nu luister ik vooral om bij mijn gevoel te kunnen komen als ik mezelf weer eens voorbij gerend ben. Heb trouwens ook nog Megadeth en Metallica de kast staan. Ik luister daar ook nog maar zelden naar. Boeit niet meer….
Bouke says
Ja, die muziek verbindt zich met levensfases. Zo werkt dat.
Met mijn zonen draai ik tegenwoordig weer metal. Wie weet komen Megadeth en Metallica dus voor jou ook nog een keer terug :-)
Jef says
Mooi stuk, herkenbaar.
Ben happily married etc. en koester het leven, inclusief de doodsdrift van Alice in Chains.