In het Stedelijk Museum Amsterdam is tot en met 25 augustus de tentoonstelling Communitas te zien. Communitas is het verzamelde werk van Aernout Mik voor zover het zijn videokunst gemaakt in de periode 1999-2013 betreft. In de flexibel in te delen ondergrondse zaal van de nieuwbouw zijn dertien video-installaties te zien.
Hoewel ik niet precies weet wat me te wachten staat, heb ik er zin in. Zeker als ik de folder gelezen heb, voel ik me zeker genoeg om af te dalen. De tekst geeft voldoende houvast om de ontmoeting met vertrouwen tegemoet te zien. Het overkoepelende thema – ‘het gemeenschappelijke’ – spreekt tot mijn verbeelding. De motieven en het materiaal bieden ongekende mogelijkheden tot manipulatie van mijn zinnen.
Ik stap dus opgewekt naar binnen, maar daarna gaat het bijna meteen mis. Ondanks de schotten komt er teveel tegelijk op me af. Dat op de trappen van Communitas (2010) ook nog een rondgeleide groep staat, die al aan het afronden en evalueren is, helpt niet.
Daar in het centrum van de tentoonstelling wilde ik beginnen. Vanwege het Paleis voor Cultuur en Wetenschap in Warschau waar ik een jaar of tien geleden – in de kelder – een tentoonstelling zag over het nog maar net voorbije communisme waarin een belangrijke plek ingeruimd was voor de in 1984 vermoorde pater Jerzy Popieluszko.
Ik hoop dat zitten en kijken een acclimatiserende werking heeft. Dus ga ik zitten en kijk. Ik probeer me af te sluiten van het geroezemoes en de gids die een raadsel opgeeft – wie weet welke video niet geënsceneerd is? – en neem voor lief dat ik midden in een verhaal val. Al kost dat moeite. Als de door de zaal verspreide mensen zie, moet ik denken aan het slagveld na afloop van een gijzeling van achthonderd toeschouwers door Tsjetsjeense rebellen in een theater in Moskou. Deze mensen zijn niet dood, maar ogen bijna net zo wezenloos. Ik heb geen idee of Aernout Mik wil dat ik zijn beelden met die gebeurtenis associeer. Als ik die historische beelden even uitschakel, zie ik personen die niet samenvallen met hun omgeving. Die detoneren met de chique van het pluche.
Dat ik midden in Communitas gevallen ben, maakt dat ik het minder moeilijk vind om nog voor het verhaal is ‘afgelopen’ op te staan en verder te gaan. En toch gaat het in tegen mijn principes. Ik laat zelden een boek onuitgelezen en loop nooit halverwege een film weg.
Ik loop de tribune op en kijk over de muur. Ik kan kiezen uit Schoolyard (2008) en Shifting Sitting (2011). Ik kies voor de laatste, vanwege Berlusconi, die hier bij wijze van terecht staat. Wat ik zie komt mij niet vreemd voor. Ik zie een man die in alles uitstraalt dat hij geen enkele boodschap heeft aan hoe anderen over hem oordelen. De man die Berlusconi moet zijn – en ook werkelijk zijn trekken heeft – onderwerpt zich niet aan de rechtbank en is niet onder de indruk van de omgeving die overwicht af zou moeten dwingen.
Ook nu doet zich weer het probleem voor van het kijken zonder begin en zonder eind. Het zij zo. Ik loop langs een aantal andere werken en laat ze op me inwerken. Ik zie getrainde mensen dubieuze taken uitvoeren – Training Ground (2006), althans: ik heb het niet zo op de manier waarop ze zich verhouden tot de mensen die aan hen onderworpen zijn.
Ik dwaal door de door Aernout Mik ingedeelde ruimte, maar ik sta nergens lang stil. En toch heb ik het idee dat de beelden van Mik binnendringen. Ze liggen niet zo ver van de dagelijkse werkelijkheid af. Ik kan ze in een kader plaatsen. Een kader dat in de loop der jaren steeds verder opgerekt is.
Van alle kunst ligt videokunst voor mij het dichtst bij de beeldcultuur die onze kijk op de wereld bepaalt, maar ook manipuleert. De grens tussen objectieve verslaggeving, geëngageerde documentaire journalistiek en videokunst zoals Aernout Mik die maakt is steeds minder duidelijk te trekken.
De uitsnedes die Mik maakt uit zijn werkelijkheid, lijken aan te sluiten bij mijn werkelijkheid. Bij mijn wereldbeeld. Ik zie interactie tussen mensen (en het ontbreken daarvan) volgens patronen die voor de één wenselijk en voor de ander verwerpelijk zijn.
Hoewel ik eigenlijk geen idee heb, hoe ik deze tentoonstelling te lijf moet gaan, heb ik wel het idee dat Aernout Mik mij iets te vertellen heeft.
Het is onmogelijk om alle werken van begin tot einde te bekijken. Sommige duren meer dan een uur en het zijn er dertien. Het is niet voor het eerst dat ik me ongemakkelijk voel op een tentoonstelling die voor een groot deel uit videokunst bestaat. Ik ga er – traditioneel als ik ben – van uit dat het een bewuste en weloverdachte keuze is van een maker om het verhaal op de manier te vertellen waarop zijn/haar kunstwerk er uiteindelijk uitziet. Die de volgorde van beelden, van scènes is geen toeval en hoe lang een werk duurt ook niet.
Maar het is onmogelijk om alles van begin tot eind – en dan ook nog in de volgorde waarin de werken gemaakt zijn – te bekijken. Maar doe ik een kunstenaar recht door langs zijn werken te flaneren en er op basis van een eerste oppervlakkige indruk iets van te vinden? Heb ik Aernout Mik recht gedaan? En Mike Kelly? En Andy Warhol? En Bas Jan Ader? En al die anderen in de loop van al die jaren.
Ik probeer het te vergelijken met een schilderijententoonstelling. Bij videokunst weet je hoe lang een werk duurt, bij een schilderij weet je niet hoe lang je moet kijken. Is een eerste indruk van een schilderij te vergelijken met de eerste indruk van een videowerk? In beide gevallen dring je niet tot de kern door, maar waarom denk ik dan dat ik bij een schilderij dan dat ik het gezien heb, terwijl ik mij bij videokunst realiseer dat ik het na een aantal scènes voor gezien houdt?
Moet ik me schuldig voelen omdat ik het niet opbreng – al dan niet vanwege de omstandigheden – om tijdens een tentoonstelling minstens drie werken integraal te bekijken?
Kan iemand mij uitleggen hoe het hoort (of hoe het moet, dat mag ook): videokunst kijken!
Leave a Reply