Ik kan er niets aan doen, maar als ik de naam Sagan lees, denk ik aan Françoise. Zelfs als het om uitslagen van wielerwedstrijden gaat denk ik eerst aan haar en dan pas aan Peter.
Peter Sagan, winnaar van drie etappes in de Tour de France van 2012, winnaar van de groene trui. Dat winnen leverde Peter Sagan geen windeieren op. Hij was zo slim om vooraf afspraken te maken met zijn sponsor, lees ik in Dagboek van een sportgek van Mart Smeets:
‘Hij kwam dus met een tas vol zeges naar de Tour, maar had voordat hij aan die klus begon een zakelijk etentje met de sponsorbaas, Paoblo Zano. Sagan wist de zakenman zo gek te krijgen dat ze samen een grote weddenschap afsloten. Als Sagan opgesteld zou worden (niemand twijfelde daaraan) dan zou hij in Parijs aankomen met de groene trui en zou hij zijn handtekening onder ten minste twee etappes hebben gezet. De zakenman keek de sporter aan, knikte en ze werden het eens over de inzet: een Porsche, een grote, nieuwe, dikke vette Porsche.
Ik zie in mijn hotelkamer dat Sagan de helft van zijn weddenschap met Zano al binnen heeft. Nu moet hij nog in het groen Parijs halen. Dat zal geen gemakkelijke opgave zijn.’
Als Mart Smeets dat schrijft is het 3 juli, er zijn een proloog en drie etappes verreden en Peter Sagan heeft er al twee gewonnen. En die trui lukte dus ook. Dus de Porsche was binnen.
Die Porsche is het enige dat he-Sagan met she-Sagan gemeen heeft. Beiden hebben een voorliefde voor snelheid. Maar Françoise Sagan liet zich nooit verleiden om snelheid te maken op een fiets. Zij hield het bij snelle auto’s.
Voor zover ik dat op kan maken uit Snelheid, een stuk in Dierbare herinneringen is tweehonderd kilometer per uur de favoriete snelheid van she-Sagan.
‘In tegenstelling tot wat men misschien zou menen zijn de tempo’s van de snelheid niet gelijk aan die van de muziek. Niet het allegro, het vivace of het furioso stemt overeen met tweehonderd kilometer per uur, maar het andante, het langzame, statige deel, een soort weidse vlakte die je bereikt boven een bepaalde snelheid, waar de auto niet meer sputtert, niet meer optrekt, maar integendeel zich overgeeft, tegelijk met het lichaam, aan een soort heldere, waakzame bedwelming die gewoonlijk wordt aangeduid als “een roes”. Dat gebeurt ’s nachts op een afgelegen weg, en soms overdag in verlaten streken. Dat gebeurt op momenten waarop woorden als “verboden”, “gordel verplicht”, “sociale verzekeringen”, “ziekenhuis”, “dood”, niets meer betekenen, opgeheven zijn door één simpel woord, in alle tijden door mensen gebruikt, over een zilverkleurige racewagen of over een voskleurig paard: het woord “snelheid”. De snelheid waarbij iets binnenin jezelf uitstijgt boven iets buiten jezelf, het moment waarop onbeheerste felheden losbreken in een voertuig of een dier dat weer wild is geworden en dat je met je verstand, je zintuigen, je behendigheid – je sensualiteit ook – nauwelijks onder controle hebt, onvoldoende in elk geval om het niet als een genot te ervaren, onvoldoende om het niet de mogelijkheid te gunnen een dodelijk genot te zijn. Wat leven wij toch in een afgrijselijke tijd, waarin het risico, het onvoorziene, het onberedeneerbare, voortdurend wordt afgewezen, wordt vergeleken met cijfers, tekorten of berekeningen; wat een armzalige tijd, waarin het mensen verboden wordt te verongelukken, niet om de onschatbare waarde van hun geest, maar om de reeds geschatte prijs van hun bast.’
Puur genot vindt ze het. Françoise Sagan vindt snelheid een genot. En een weddenschap:
‘En laat ik er ook bij zeggen dat het niet gaat om een soort uitdaging aan jezelf, of om een dwaze provocatie van je eigen kunnen, het is geen kampioenswedstrijd tussen jezelf en jezelf, het is niet een overwinning op een persoonlijke handicap, het is eerder een soort vrolijke weddenschap tussen puur geluk en jezelf.’
Peter Sagan zou het niet beter hebben kunnen zeggen. Ook hij laat zijn wielen spreken.
Leave a Reply