Toen ik een jaar of 15 was kreeg ik een abonnement op het tijdschrift Watt. Dat was me nog eens een tijdschrift, maar daarover misschien later meer. Waar het nu om gaat is dat dat blad veel aandacht had voor stoner rock, een muziekstroming die toen (begin jaren ‘90) in opkomst was en in het bijzonder voor een band die Fu Manchu heet.
Als je de allesvernietigende fuzzriffs van Fu Manchu voor het eerst hoort kunnen er eigenlijk maar twee dingen gebeuren: of je vindt het he-le-maal niks (‘dit kan toch niet zijn wat de uitvinder van de elektrische gitaar in gedachten had’, merkte een collega ooit op), of je bent compleet blown away.
En dat was ik. Kondigde Watt een nieuw album aan, dan liep ik blind naar de winkel om hem te kopen. Op vinyl, want dat hoorde helemaal bij de stoner rock, dat je platen kocht. Dat alle nummers op elkaar leken, dat de band in de decennia van zijn bestaan, ondanks vele bezettingswisselingen, geen bespeurbare muzikale ontwikkeling doormaakte en dat zanger Scott Hill eigenlijk maar één noot kan zingen maakte allemaal niks uit.
En toen kwam Fu Manchu naar Haarlem, naar het Patronaat, en ik besloot iets te doen wat ik nog nooit eerder had gedaan: ik nam een cd mee om die te laten signeren door de heren. Het optreden was… vreemd. Ik had namelijk het live-album van die tour al en tot mijn verbijstering presteerde Hill het om ieder nummer precies hetzelfde aan te kondigen als op die cd. Andere interactie met het publiek was er, ook van de andere bandleden, niet. Dat gaf mij een beetje het gevoel dat ik naar een stelletje robots stond te kijken.
Dat had een waarschuwing moeten zijn, maar ik was een Man met een Plan. Ik zou voor het eerst van mijn leven handtekeningen gaan vragen aan artiesten. Gewoon, omdat je alles een keer gedaan moest hebben.
De eerste teleurstelling kwam al meteen toen ik bij de bus aankwam: de vriendin van Scott Hill was over uit Amerika en die twee waren dus onmiddellijk naar het hotel vertrokken om gezellig bij te kletsen. De drie overige handtekeningen verzamelde ik na veel wachten en het doorstaan van de flauwe grappen van gitarist Bob Balch, die als een soort portier voor de deur stond om de fans (in casu alleen ik) buiten te houden. Niet alle fans, want drummer Scott Reeder (op de foto hierboven zie je nog Brant Bjork) moest zich bovenin de bus losrukken van een vrouwelijke bewonderaarster om mijn cd-boekje te kunnen tekenen. De bassist (ik denk Brad Davis op dat moment) tekende en verdween de Haarlemse nacht in. Niemand kwam op het idee om iets te vragen van ‘Did you enjoy the show?’ of zoiets.
Fu Manchu bleek een stel arrogante, contactgestoorde eikels. En ik had mezelf belachelijk gemaakt.
Vanaf die dag is Fu Manchu luisteren voor mij een guilty pleasure, een beetje alsof je een boek leest van een schrijver die fout was in de oorlog, maar je vind het te goed om te laten liggen. Want dat is het probleem met Fu Manchu: ze kunnen eigenlijk maar één nummer, maar dat nummer spelen ze keer op keer perfect.
foto: fu-manchu.com
Leave a Reply