Hoewel Lieve Joris het zelden over Neerpelt heeft, is en blijft ‘haar dorp’ voor haar een ijkpunt. Dat realiseerde ik me toen ik dat ene boek las waarin zij het wel, en nog wel zeer uitgebreid, over Neerpelt heeft: Een kamer in Cairo. Een kamer in Cairo verscheen als Boekenweekessay in 1991.
Ik herlees het niet omdat Maarten Asscher in Appels en peren: lof van de vergelijking – dit is echt de laatste keer dat ik hem en zijn boek noem voordat ik een recensie ga schrijven – over Lieve Joris en haar dorp schrijft (onder de titel Het dorp en de wereld: over Het uur van de rebellen van Lieve Joris), maar als voorbereiding op een interview met Lieve Joris in de Boekenweek (ik kan niet vroeg genoeg met herlezen beginnen, want ik weet nu al dat ik met het oog op dat gesprek niet alleen haar werk, maar ook dat van onder andere Ryszard Kapuściński zal herlezen.)
Maarten Asscher constateert in Het dorp en de wereld dat Lieve Joris precies dat gedaan heeft wat Maxim Gorki, Peter Arnett en Stéphane Mallermée anderen voorhielden: ‘Ze is onder de mensen gegaan (…). Ze is er telkens in geslaagd om veilig terug te keren, en ze had dan altijd een verhaal bij zich’.
Het schrijfadvies van een andere grootheid – Leo Tolstoj – heeft Lieve Joris volgens Maarten Asscher in de wind geslagen: ‘Als je het over universele thema’s wilt hebben, schrijf dan over je eigen dorp’.
Maar daar komt hij aan het eind van zijn stuk terug: ‘Dan realiseer je je dat Lieve Joris zich al die jaren wel degelijk feilloos aan dat advies heeft gehouden en dat daarin juist de universele en de persoonlijke kracht van haar boeken schuilen. Het enige is dat je moest inzien dat Lieve Joris de halve wereld tot haar dorp rekent’.
Ik weet niet of dat waar is, maar de vraag is of het daarom gaat. De vraag is zelfs niet of Leo Tolstoj gelijk heeft. Interessanter is om te weten welke rol Neerpelt speelt als aanjager (en of nu nog geldt wat Lieve Joris daarover in 1991 schreef).
Hoewel het Neerpelt waarnaar ze nog regelmatig terugkeert niet langer het dorp is waar ze geboren werd – ‘Mijn geboortedorp is de broze, glazige vrucht van mijn verbeelding geworden’ – heeft dat terugkeren waarde: ‘Weerkeren naar het landschap van mijn jeugd brengt alles tot zijn ware proporties terug. Mijn vertrek uit die omgeving heeft een wak geslagen in mijn leven dat ik sindsdien onverminderd bezig ben te dichten.’
Zij die al schrijvend haar onderwerp ontdekte – ‘Het lag in die ijle zone tussen onze culturen, in dat niemandsland waar ik ook Naipaul en Kapuściński had aangetroffen’ – en voor wie elke reis een vorm van rituele onderdompeling is, komt keer op keer tot de ontdekking hoe haar aard bepaald wordt door wat haar in Neerpelt ingeprent is, waardoor versmelten met of beschutting zoeken in om het even welke nieuwe omgeving onmogelijk is.
Anders dan Maarten Asscher tot besluit van zijn essay schrijft, rekent Lieve Joris niet de halve wereld tot haar dorp. Het ligt genuanceerder, denk ik nu ik Een kamer in Cairo herlezen heb. Lieve Joris vertrok uit Neerpelt en trok de wereld in en dat was niet alleen maar bevrijdend: ‘De culturele ontworteling die in landen waar ik reisde aan de orde van de dag was, was ook mij niet vreemd.’
Over Gorki, Arnett en Mallermée heeft Lieve Joris het niet. Wel over Kapuściński en Naipaul. Met Kapuściński voelt ze zich verwant, vanwege het verankerd zijn aan een plek: ‘Zo kwamen wij, die in een enorme bocht om onze geboortegrond heen reisden, op de meest afgelegen oorden in de wereld altijd weer thuis.’
Meer dan het schrijfadvies van Leo Tolstoj nam Lieve Joris ter harte wat V.S. Naipaul in Proloog voor een autobiografie schrijft (zij haalt hem aan in Een kamer in Cairo): ‘Om schrijver te worden was het nodig geweest om te vertrekken, om te kunnen schrijven bleek het nodig terug te gaan.’
Daarom keert zij regelmatig of ze wil of niet – letterlijk of figuurlijk – terug naar Neerpelt. Denk ik… Ik hou het in elk geval in gedachten tijdens het herlezen van haar werk. Al realiseer ik me dat Lieve Joris dit dacht terwijl ze ziek lag te zijn in een kamer in Cairo. Dat kan waar zijn, maar net zo goed verzonnen.
Leave a Reply