Na Nederland in 12 moorden van vader en zonen Blokker is het nu tijd voor Nederland in 7 overstromingen, gepresenteerd door Frank Westerman. Help! zo heet de eerste aflevering. Ook als het eigen land overstroom komt Nederland in actie, zo blijkt.
Grondlegger van onze liefdadigheidcultuur blijkt koning Lodewijk Napoleon, die toen het water weer eens hoog stond – in 1809, Lodewijk Napoleon ging zelf kijken (en zette daarmee ook een koninklijke trend), kwam klem te zitten tussen kruiend ijs en moest zijn empathie bijna met de dood bekopen – die opdracht gaf om prenten en gedichten te maken om geld in te zamelen.
Watersnoodpoëzie is binnen de liefdadigheidspoëzie een apart genre. Dichter P.A. de Genestet (1829-1861) vond wel wat van zijn collega’s die rijmden voor het goede doel. Blijkt uit zijn Aan de watersnood-poëten (uitgegeven ten voordeele der Overstroomden en in het belang der Kunst), dat in Nederland in 7 overstromingen met name werd genoemd. De eerste zinnen werden gelezen:
Op, Watersnood-poëten!
(Ko heeft zijn vers al klaar,
En „Water…. soep” zal ’t heeten!)
Op, eedle, vrome schaar t
Fluks aan het verzen lijmen
Vol geestdrift en gevoel,
Want nu zijn alle rijmen
Geheiligd door het Doel!
Op, ’t is nu tijd van zingen,
Heel akelig – dat spreekt
Laat allen handenwringen,
Terwijl u ’t harte breekt.
En wil ’t niet spoedig lukken,
Dan laat ge, hier en daar,
Maar zoo wat streepjes drukken
– – – – – – – – – – – – –
– – – – – – – – – – – – – –
Dat staat verschriklijk naar!
Met Watersnoodsgedichten,
Bewaard uit vroeger tijd,
Kunt ge ook u ’t werk verlichten,
(Kunstliefde spaart geen vljt!)
En om ’t verwijt te ontloopen
Van imitatie – hoor:
Waar schapen eens verzopen,
Schrijf daar nu koeien voor!
Voorts doe in uw Tafreelen,
(’k Noteer ’t voor uw gemak!)
Vooral een Drama spelen,
Een Drama op een dak.
Laat daar een grijsaard zweven,
Een wichtjen in den arm –
Al zaagt ge ’t nooit – om ’t even,
Dat maakt ons koud en warm!
Aprês – om nieuw te blijven –
Laat ook nog op den vloed
Een schamel wiegje drijven,
Door de Almacht slechts behoed.
Laat braaf de golven klotsen
Bij ’t schriklijk noodgeschal,
En tusschen schots, aan schotsen,
Stuur ’t veilig naar den wal!
Of wilt ge een Nooddicht smeden,
Weldadigheid ter eer?
Zoo roem onz’ vrome zeden
Nog eens – voor de’ eersten keer!
Zing hoe voor ’s naasten jammeren
Steeds Neêrlands harte slaat –
(Een pluimpje aan de Amsterdammeren
Vooral, kan hier geen kwaad!)
Gij ziet, we zijn bij voorbaat
Verteederd en verrukt!
Dus op, wie nu maar doorslaat!
Op braven, dicht en drukt.
Het lacht met alle sluizen
Uw dichterlijk gevoel –
Daar is in Hollands huizen
Een plaats voor al dien boel!
Ja, zonder schroom of vreezen,
Den Rijmlust thans geboet!
Aan ’t slot u-zelv’ geprezen
Als Dichtren groot en goed,
Als Dichtren, die de renten,
De renten van uw vlijt
En godlijke talenten,
Tot heil des naasten wijdt
Doch onder ons, Meneeren,
Wijt de opbrengst van uw lied,
Hoe hoog we uw mildheid eeren,
Toch straks úw verzen niet.
Wat schat gij saâm moogt gaêren,
O meen niet al te boud:
„Voor ’t toovren van mijn snaren
Stroomde al dit geld en goud
Neen, wat ook moog’ gebeuren
Door al die Rijmlarij,
Dat zeuren uit den treuren,
Wie wondren werkt – niet Gij –
Maar Neêrland t dat aan ’t blaken
Van kunstloos medelij,
Zelfs voedend brood kan maken
Van Waterpoëzij!
(15 januari 1862)
In de eerste aflevering van Nederland in 7 overstromingen viel ook de naam van Johann Wolfgang von Goethe die met een ballade Johanna Sebus eerde, die om het leven kwam toen ze bij een overstroming probeerde het leven van anderen te redden (nadat ze dat van haar moeder al gered had).
Leave a Reply