Bamako klinkt niet. Bamako klinkt niet zoals Timboektoe klinkt. Timboektoe. Geen stad maar een verzameling klanken. Als het al bestond, dan ergens in een verre verte. Als het al bestond dan was Timboektoe alle gedroomde bestemmingen in één. Ik wist zeker dat Timboektoe nergens lag, en niemand sprak mij tegen.
Dat een stad met die naam opdook in verhalen, verbaasde mij niet. Mijn eerste keer was – als mijn geheugen mij niet bedriegt, en ik vrees dat dat wel het geval is, want bewijzen vond ik niet – James Krüss Timm Thaler, oder Das verkaufte Lachen. Nooit gelezen, wel gezien en stilletjes verliefd op Tommi Ohrner die Timm Thaler speelde.
Inmiddels – en dat is al weer een tijdje – weet ik beter. Timboektoe bestaat en ligt in Mali. Van de stad die in mijn verbeelding mythische proporties had aangenomen, is weinig meer over. Niet omdat de stad nu onder vuur ligt, het verval trad al veel eerder in.
Cees Nooteboom zag het in 1971, dit is een fragment uit wat eerst Maanland Mali heette, maar nu in De roeiers van Port Dauphin: alle Afrikaanse reizen omgedoopt is tot Bamako, Mopti, Timboektoe: een reis door een maanland:
‘En na dat visioen [het visioen van de bedrijvige stad Mopti, lw] de verzande fata morgana van Timboektoe. Vliegend boven de Sahel kun je het al zien – de DC-3 vliegt er laag genoeg over, steeds meer kleur wordt aan het landschap onttrokken, zelfs langs de oevers van de rivier geen groen meer. Wat we nu in een paar uur vliegen is een dagenlange rit met de Landrover. Die laatste paar dagen wordt het spelen in de zandbak. Alles is zand en alles heeft de kleur van zand. Er zijn geen straten, alleen maar rulle stranden zonder zee. (…) Eens huiverde heel Europa en heel de Maghreb van begeerte als ze de naam Timboektoe hoorden noemen, ten tijde van keizer Askia Mohammed Touré studeerden hier vijfentwintigduizend studenten, dit was de stad der wijzen, de intellectuele metropool van de westelijke Soedan, maar wie nu de gedroogde modder van het dak van de moskee beklimt, ziet een stad van nauwelijks meer dan hutten. Weg universiteiten, weg markt tussen goud en zout, weg uit steen gebouwd paleis. De dag waarop deze droom verbrandde staat beschreven in een van de oudste kronieken van de Soedan, de Tarikh el Fettach. Het is 20 oktober 1593.’
Ook Ton van der Lee kon er niet omheen:
‘Samen met haar zuster Djenné beheerste Timboektoe die trans-Sahara handel. De karavanen brachten goed, ivoor en slaven naar het noorden, en namen op de terugweg zout mee uit afgelegen mijnen in de woestijn. Duizenden studenten en vele vooraanstaande geleerden bezochten de islamitische Sankoré-universiteit, en de bibliotheken van de stad waren tot in het Midden-Oosten beroemd. De mythe van het mysterieuze Timboektoe bereikte pas eeuwen later het verre Europa, toen de woestijnroutes door de scheepvaart overbodig waren geworden en de stad in verval begon te raken.
Inmiddels rest er van de stad niet veel meer dan de naam. De legende is niet meer. Waar ooit tientallen kamelenkaravanen vol kostbaarheden aankwamen staan nu een paar roestige autowrakken op passagiers te wachten. (…)
De legendarische stad met de daken van goud, de stad van universiteiten en bibliotheken, paleizen, tuinen en fonteinen, is nu niet meer dan een verzameling vervallen gebouwen, een handvol stoffige straten waar het zand van de Sahara doorheen waait, en af en toe een Toeareg op een vermoeide kameel doorheen sjokt.’
Timboektoe is niet zijn stad. Zijn huis, een karakteristieke lemen woning, staat in Djenné. In Het zandkasteel: een thuis in West-Afrika vertelt hij waarom daar en hoeveel voeten het in de aarde had om het te bouwen:
‘De meestermetselaars van Djenné bezitten geheimen die teruggaan tot de elfde eeuw. Hun genootschap, dat lijkt op het middeleeuwse gilde in Europa, bewaakt de kennis, de rituelen, de magische formules, en de traditie van het vak zorgvuldig. De geheimen worden overgedragen van vader op zoon. Er zijn maar een paar families die zich metselaar mogen noemen. Niemand anders mag in de stad huizen bouwen, of zelfs maar een muurtje metselen. En niemand durft het, want de leden van het genootschap hebben het vermogen om via bezweringen en verwensingen de arm van de overtreder afschuwelijk te laten opzwellen, of van een afstand een muur op hem te laten neerstorten.’
Wat die meestermetselaars kunnen spreekt nog steeds tot de verbeelding.
Cees Nooteboom en Ton van der Lee zijn niet de enige Nederlandse schrijvers de in Mali waren. Lieve Joris trok er via Senegal en Mauretanië heen, en maakte in Mali blues een portret van Boubacar Traoré, een van de stemmen van de Malinese muziek – die het overigens niet alleen van stemmen moet hebben: vlak de kora, een snaarinstrument, niet uit. Met zijn Mali Twist riep hij alle Malinezen over de hele wereld op naar huis te komen en het land op te bouwen. Abdelkader Benali verbaast zich in De weg naar Kaapstad over het grote aantal topvoetballers dat het land heeft opgeleverd.
Lezen over Mali, luisteren naar muziek van daar, het is op het moment vele malen veiliger dan af te reizen naar het land met daarin die stad die niet bestand is tegen de werkelijkheid.
Het land waar Nederlandse militairen met een missie en gevaar voor eigen leven misschien wel tegen beter weten in goed gaan doen. Timboektoe zal voor hen even legendarisch en mythisch blijven als voor mij. Zij gaan naar de woestijn bij Gao en naar Bamako. Plaatsen die realiteit zijn.
Maar toch: in Bamako gebeurde er iets met Cees Nooteboom:
‘Het begint heet te worden. En dan gebeurt het. Ik kan het niet anders noemen: ik sta op de markt en maak een smak in de tijd, in een andere economie, een ander gedrag, ik val uit mijn wereld en niet in de hunne, verwordt tot een verschrikkelijk soort outcast, een echte vreemdeling. Het eerste wat me voor de mond komt is dat het oudtestamentisch is, wat dat dan ook betekent. Waarschijnlijk bedoel ik daar alleen maar mee ‘oeroud’, in de zin van antiek, iets wat vergaan het moeten zijn, iets wat er allang niet meer is. Nergens in niet één ander land, heb ik die sensatie zó ondergaan, altijd zijn er wel ontsnappingsclausules, referenties. Niet hier.’
Dat belooft niet veel goeds. De missie van de Nederlandse militairen is bedoeld om inlichtingen in te winnen. Dat valt in een land als Mali al niet mee vanwege de verschillende culturen en talen. Zonder referentiekader wordt het helemaal moeilijk.
Leave a Reply