‘Afgelopen dinsdag zou het zo ver zijn, gonsde het al een tijdje in de wandelgangen van het Letterkundig Museum in Den Haag’, las ik zaterdag onder het kopje Nieuws in de Volkskrant. ‘Maar nee, het bleef stil’.
Inmiddels hoor ik hem overal. Zelfs nu zit ik te luisteren naar een lang interview met de overrompelde winnaar die heel blij is dat een genre dat het moeilijk heeft – het vrije essay, het essay dat niet geschreven wordt om een mening te verkondigen – bekroond is. Inmiddels week ik ook waarom het vorige week dinsdag zo stil bleef. Willem Jan Otten vertelde het net zelf. Hij hoorde dat hij de P.C. Hooftprijs kreeg op het moment dat hij op het punt stond in het vliegtuig naar Wenen te stoppen. En dus werd in onderling overleg besloten om de bekendmaking maar even op te schorten.
Vanmorgen hoorde ik hem in een ander programma. Ook toen was hij overrompeld. Maar toen vertelde hij er niet bij dat hij het al een week weet en dat gevoel inmiddels wel is weggezakt.
In het interview waar ik nu naar luister – in Dit is de dag – trekt hij zijn verklaring dat hij zichzelf eigenlijk dichter vindt schielijk in, nu hij de P.C. Hooftprijs krijgt voor zijn essays.
Alleen als hij zijn essays schrijft, schrijft hij met een poëtisch hoofd. Dat zei hij dan weer in dat andere interview, vanmorgen. Al het andere schrijft hij met een essayistisch hoofd en hij voelt zich overwegend essayist. Dat zei hij dan weer in dat interview vanmorgen – wat dat nou in het Radio 1 Journaal of in Goedemorgen Nederland?
De P.C. Hooftprijs krijgen is natuurlijk een eer. Maar het is ook een boel geld: zestigduizend euro. Dat geld gaat Willem Jan Otten gebruiken om in alle rust verder te schrijven aan de roman waar hij nu mee bezig is. Hij denkt dat het prijzengeld gelijk staat aan twee jaar tijd. Hij probeert heel erg bezig te zijn met een boek dat gelezen moet kunnen worden door iemand van elf. Dat is het enige dat hij over die roman in wording kwijt wil.
Ik ga nu weer even luisteren en verder lezen in de bundels die hier in de kast staan – De letterpiloot, Het museum van licht en Onze lieve vrouw van de schemering – om later iets meer op de inhoud in te kunnen gaan. Maar eerst de laatste bladzijden van Denken is een lust lezen.
Leave a Reply