Net als Salvatore in zijn film Cinema Paradiso naar zijn geboortegrond terugkeerde voor de begrafenis van de man die hem liefde voor film bijbracht, keerde regisseur Giuseppe Tornatore eerder deze week terug naar Bagheria om de laatste eer te bewijzen aan de man die model stond voor Alfredo. De man die hem zijn liefde voor film bijbracht.
Mimmo Pintacuda – hij werd 86 – was jarenlang de filmoperator in ‘Cinema Vittorio in Bagheria. Daar leerde hij het kind dat Giuseppe Tornatore ooit was een filmprojector bedienen en wijdde hij hem in in de geheimen van de film.
‘Als mensen mij vragen of ik de “echte” Alfredo ben, kan ik dat bevestigend beantwoorden’, verklaarde Pintacuda in interviews. En over Giuseppe Tornatore zei hij: ‘Hij is net zo nieuwsgierig als Toto [koosnaam voor Salvatore in Cinema Paradiso, lw]; hij wilde alles weten wat er te weten valt over fotografie en film. Mimmo Pintacuda deelde wat hij wist met de jonge Giuseppe Tornatore, en: hij gaf hem een camera cadeau.
Cinema Paradiso – een geschiktere kerstfilm dan De Heineken Ontvoering van Maarten Treurniet en De bende van Oss van André van Duren (uitgezonden op kerstavond en Eerste Kerstdag) – gaat niet alleen over dat magische medium film, maar ook of eigenlijk vooral over leren leven en de noodzaak om daarin bijgestaan te worden door iemand die al weet hoe dat moet.
Door het bericht over de dood van Mimmo Pintacuda – een gerenommeerd fotograaf, hij legde onder andere het leven van Italiaanse emigranten in de Verenigde Staten vast in 13.000 foto’s. Foto’s die bewaard worden in het Fratelli Alinari Archief (zoek op de site op trefwoord Pintacuda) in Florence – hoor ik de projector weer ratelen – er gaat niets boven een ratelende projector en de daarbij horende spanning: een film kan breken en dan moet je er snel bij zijn om verdere schade aan met een zekere regelmaat tegen het metaal aan slaande film te voorkomen.
Ik weet nog wie mij dat projecteren leerde, ik weet alleen niet meer hoe die twee jongens die minstens drie klassen hoger zaten – alleen daarom al keek ik tegen hen op – heten.
Maar ik zie het kind dat ik toen was nog over de balustrade hangen, kijkend naar schoolgenoten die daar beneden naar de film keken die wij – de filmclub – niet alleen draaiden, maar ook hadden uitgekozen. Ik verkoos een plaats dicht bij de projector vanwege de ratelen boven een plek waar ik de film goed kon zien.
Zelden waren onze filmkeuzes omstreden. Totdat we Turks Fruit van Paul Verhoeven, naar het boek van Jan Wolkers programmeerden. Dat ging veel ouders te ver. Bij de volgende film stuurden ze een afvaardiging om ter plekke polshoogte te nemen. Dankzij Watership Down (regie Martin Rosen, naar het boek van Richard Adams) en het mierzoete Bright Eyes van Art Garfunkel mocht de filmclub toch blijven bestaan.
De associaties die het overlijden van Mimmo Pintacuda oproept – voor het bericht van zijn dood was ik me er niet van bewust hoe autobiografisch Cinema Paradiso is – maken dat ik Apocalyps van Arnon Grunberg even laat voor wat het boek is (een bundeling van sterke verhalen) en Roundhay, tuinscène van Marente de Moor voorrang geef.
In Roundhay, tuinscène verdwijnt al op de eerste bladzijde een man spoorloos. Op 16 september 1890 is hij in Dijon in de trein gestapt, maar hij heeft zijn eindbestemming nooit bereikt.
Marente de Moor liet zich inspireren door het mysterie van de verdwijning van Louis Le Prince, de man die misschien wel – of eigenlijk zeker – de eerste bewegende beelden maakte. Roundhay Garden Scene (Une scène au jardin de Roundhay) duurt 2.11 seconden (opnamesnelheid: twaalf beelden per seconde).
Het lezen van de beschrijving van wat Le Prince in Roundhay Garden Scene laat zien in Roundhay, tuinscène vergt meer tijd dan die 2.11 seconden:
‘De tijd liep. Valéry dook onder de warme zwarte doek en trok in twaalf beelden per seconde de kleur weg uit de tuin, het huis en de acteurs. Hun gezichten werden lijkwit en hun lichamen steeds zwarter. Blijf lopen, blijf toch bewegen alstublieft! Ze gehoorzaamden, zij het met horten en stoten, maar nu ze in silhouetten waren veranderd was hun beweging goed te volgen. De jasslippen van de heren, fladderend in de wind, werkten goed mee. Witte dikke duif volgde het zwarte slanke raafje, dat was mooi, maar waarom werden hun silhouetten steeds smaller? Waar kwam die vertekening vandaan?’
Sterker nog: wie op het verkeerde moment met zijn ogen knippert ziet niets. Zo kort duurt Roundhay Garden Scene. Kijk maar:
Roundhay Garden Scene bracht geen geluk. De verdwijning van Louis Le Prince is een mysterie gebleven – en daar maakt Marente de Moor voor zover ik dat nu kan beoordelen niet alleen dankbaar maar ook deskundig gebruik van. Zijn schoonmoeder – een van de silhouetten in de film – stierf tien dagen na de opnames. En zijn zoon Adolphe – ook hij figureert in Roundhay Garden Scene – kwam gewelddadig om het leven. Al blijft het natuurlijk de vraag of hier sprake is van oorzakelijke verbanden.
Louis Le Prince stond op het punt zijn uitvinding(en) te patenteren toen hij spoorloos verdween. Na hem vervolmaakten anderen de mogelijkheden om beweging te vangen en weer te geven.
Cinema Paradiso van Giuseppe Tornatore is een eerbetoon aan Louise Le Prince, de pioniers en de vervolmakers van het medium film.
Niet voor niets – denk ik – eindigt Cinema Paradiso met een scène waarin 41 filmkussen uit films van voorgangers zijn gemonteerd.
Leave a Reply