Als Valéry Barre, de op uitvinder/innovateur Louise Le Prince geïnspireerde, hoofdpersoon in Marente de Moors Roundhay, tuinscène door de kier van de deur in het schijnsel van de blaker een romploos marionettenkopje ziet zweven, doet hem dat ergens aan denken:
‘(Zoiets had hij al eens eerder gezien, en hij wist ook waar: in de Galerie de l’Evolution. De tweehonderd jaar oude preparaten van een Hollandse anatoom, verzameld uit allerhande rariteitenkabinetten en tijdelijk tentoongesteld voor het publiek. Dat iemand de moeite nam om een los armpje op sterk water te zetten, soit. Maar dat het daarna nog van een gekantklost manchetje werd voorzien: “bijkans in de staat gebracht als van een levendig en slapend mensch, de beweging uitgezonderd.”)’
Zelf heb ik dat losse armpje met dat gekantklost manchetje nooit gezien, maar ik weet wel welk armpje Marente de Moor bedoelt. Zij is namelijk niet de eerste Nederlandse schrijfster die het in een roman opvoert. Rascha Peper ging haar in Vingers van marsepein voor. De arm met het gekantkloste manchetje staat op de omslag van het boek.
Rascha Peper laat haar hoofdpersoon, het meisje Bregtje dat bij de Hollandse anatoom – Frederik Ruysch is zijn naam – kind in huis was, dat manchetje haken:
‘ “Kom mij maar helpen met tin schuren,” zei Nelie die binnenliep.
“Nee, ik moet het manchetje afmaken, dat ga ik doen.”
Als het af is – Bregtje maakt dankbaar gebruik van de hulp die haar aangeboden wordt – brengt ze het naar oom Frederik:
‘ “Wat kom je doen, jeltje?”
Bregtje haalde het manchetje uit haar schortzak, trok het bevallig over de vingertjes van haar rechterhand en stak die naar voeren. “Ik heb het mouwtje af.” ’
Hier laat ik een deel van het verhaal weg, dat leest Rascha Peper zelf voor aan het eind van het filmpje waarin ze over Frederik Ruysch en haar fascinatie voor zijn preparaten vertelt.
En hier pak ik het verhaal weer op:
‘De kinderarm lag op tafel, het lege handje verstard in grijphouding en de stomp vlak boven de elleboog omwikkeld met het batisten mouwtje met kanten manchet.
“Mooi.” Het armpje, afkomstig van een tweejarig wicht, interesseerde haar niet. “En dan moet Lucretia in het boek schrijven: manchet gemaakt door Albregtina Louisa Claesdochter.”
“Zeg dat maar tegen haar.”
“Nee, u moet het zeggen.”
Erg veel vertrouwen had ze er niet in dat Lucretia iets over háár op zou nemen in een van de geleerde boeken waarin ze de collectie van haar vader beschreef.’
Toen ik Rascha Peper de voorlaatste keer sprak – de laatste keer dat ik haar interviewde – vergat ik te vragen (ik herinner me althans mijn vraag en haar antwoord niet) hoe ze Frederik Ruysch op het spoor gekomen was.
Toen ik tijdens een van mijn wandelingen door Amsterdam met een hele grote omweg van het Centraal Station naar het Oosterpark liep, dacht ik het antwoord gevonden te hebben. Tussen Weesperzijde en het park ligt parallel aan de Blasiusstraat de Ruyschstraat. Torenhoog en mijlenbreed niet meer dan een paar honderd meter verwijderd van het huis dat Rascha Pepers thuis was. Voor haar was het waarschijnlijk bekend terrein.
Rascha Peper overleed op 16 maart 2013. Ze liet een roman na die postuum verscheen: Handel in veren.
Marente de Moor says
Beste Liliane,
Het bewuste armpje, mét manchet, kun je bekijken in de Kunstkamera in Sint-Petersburg, als de collectie tenminste niet is aangepast sinds ik er in 1998 over schreef, in “Petersburgse Vertellingen” (Uitgeverij Contact): “(…) ze zijn voorzien van kanten mutsjes en manchetjes, want ze waren bestemd voor de tsaar, moesten er dus wel netjes uitzien.”
Ruysch verkocht zijn collectie destijds voor grof geld aan Peter de Grote, vandaar.
Vriendelijke groet,
Marente de Moor
Liliane Waanders says
Marente de Moor was dus wel degelijk de eerste Nederlandse schrijver – in elk geval voordat Rascha Peper dat deed – die over de preparaten van Frederick Ruysch schreef. Waarvan acte (met excuses).