Iedereen kent waarschijnlijk het verhaal over het schrijfhuisje van Roald Dahl. Al zijn werk schreef hij in die ene stoel, met precies een gat in de rugleuning waar zijn rug zeer deed.
‘Het hoofd van een schrijver heeft om te functioneren een buitenwereld nodig met een zekere mate van onveranderlijkheid’, schreef ik gisteren aan collega Waanders toen zij mij meldde dat de aanwezigheid van schildersvolk in haar flat haar (overigens ook op een slechte dag schier bovenmenselijke) productiviteit schaadde. En zo is het maar net.
Eén van de meest vreselijke dingen die een schrijver kunnen overkomen is toch wel een verhuizing (ook daarover had Liliane het al – vandaag zelfs). Hoewel het er meestal uitziet alsof de werkers van de geest hun huis verwaarlozen, is dat verre van het geval. Een zorgvuldig opgebouwd ecosysteem van rondslingerend boeken, aantekeningen en vreemde objecten met, onzichtbaar aangehecht, allerlei associaties en herinneringen, is waar een schrijver het beste functioneert.
Dat wist ik al. Mijn werkkamer is de afgelopen tien jaar een paar keer ‘intern’ verhuisd en/of verbouwd. Maar nu ben ik voor het eerst in mijn thuiswerkend bestaan daadwerkelijk naar een ander huis verhuisd en daar is iets raars aan de hand. Ook toen namelijk alles weer op zijn plek stond was er iets raars. Een plek waar ik zo mogelijk nog meer stress ervaar van verandering is die andere belangrijke werkplek: de keuken. Ook daar was ik na een paar dagen min of meer op orde, maar er klopte iets niet. Het rondlopen, dat klopte niet. En dan bedoel ik niet dat de routes anders zijn, want dat zijn ze natuurlijk in een andere keuken, maar dat het gevoel van het rondlopen veranderd was.
Het duurde even voordat ik het door had, maar ik kwam erachter dat het aan de vloer lag. Van een huis met uitsluitend houten vloeren was ik verhuisd naar een huis van beton.
Houten vloeren hebben de eigenschap dat ze, hoeveel ondervloer en egalisatie en laminaat en wat dan ook je er ook tegenaan spijkert, blijven bewegen als je erop loopt. Ze veren door en rekken zo de ruimte die je tot je beschikking hebt onzichtbaar een beetje op. Dat komt enorm goed van pas als je bijvoorbeeld servies uit je handen laat vallen.
Betonnen vloeren geven geen millimeter mee. Ze vertellen je bij iedere stap: dit is de grens, verder kun je niet, hier eindigt je ruimte. Dat is een raar gevoel: eerst was je huis, althans wat je voeten betrof, een soort van ballon (of misschien: een foudraal) dat zich, zij het maar een heel klein beetje, plooide om je bewegingen heen. Nu is het een harde begrenzing geworden waar je je maar in hebt te schikken. Het is nog niet gebeurd, maar ik betwijfel of een vallend theeglas op deze vloer een schijn van kans zou hebben. Slachtoffer van de menselijke drang om alles in onveranderlijke (betonnen)hokken te stoppen.
Maartje Goslinga says
Haha,wat een leuk artikel! Wij zijn zelf gespecialiseerd in betonnen vloeren, vandaar dat ik hierbij kwam.