Ik betrap mezelf erop dat ik door de ontwikkelingen op de Krim weer terug dreig te vallen in het zwart-wit denken van tijdens de Koude Oorlog. Thuis kreeg ik dat denken met de paplepel ingegoten en op school liet ik mij de lessen economie en geschiedenis mede daardoor maar moeilijk overtuigen dat aan de basis van de gapende kloof tussen oost en west een verschil in opvatting over het verdelen van productiemiddelen lag.
Over oorzaak en gevolg ging het in de lessen niet, wel over actie en reactie en het cyclische van ontwikkelingen. De zeven magere en zeven vette jaren die ik al uit de bijbel kende, bleken een economische wetmatigheid. Dat de geschiedenis zich herhaalt, bleek ook al geen loze kreet, al moet je het ook weer niet al te letterlijk nemen, want helemaal hetzelfde als het verleden wordt de toekomst nooit.
Vorige week veroorloofde ik mij vanwege de Boekenweek de aanschaf van een aantal boeken. Ik kocht onder andere Imperium: ondergang van een wereldrijk van Ryszard Kapuściński (vertaling Gerard Rasch). Vanwege de toestand op de Krim. Imperium: ondergang van een wereldrijk verscheen in 1993 en laat een wereldrijk in transitie zien. Ryszard Kapuściński bundelt in dit boek de reiservaringen in de Sovjet-Unie / Rusland in drie perioden in drie verschillende perioden: zijn Eerste ontmoetingen vonden plaats in de jaren 1939-1967; over de periode 1989-1991 doet hij In vogelvlucht verslag, en in 1992-1993 kijkt hij wat de Doorwerking is van de grote veranderingen.
Uit heb ik Imperium: ondergang van een wereldrijk nog niet, daarvoor kocht ik net iets teveel boeken (zonder er het boekenweekgeschenk van Tommy Wieringa gratis en voor niets bij te krijgen: ik kocht dit boek – en niet alleen dit boek – tweedehands). Maar ik heb er wel in gebladerd. En omdat ik in grote lijnen weet hoe het ‘afloopt’, ben ik vooral benieuwd naar de verwachtingen die Ryszard Kapuściński heeft van de omwenteling die als ondergang van een wereldrijk in de ondertitel beland is.
‘En de toekomst?
Een moeilijke vraag. Prognoses die de wereld van nu betreffen, komen vrijwel nooit uit. De futurologie beleeft een crisis en heeft aan prestige ingeboet. De menselijke verbeelding, duizenden jaren lang door een kleine, eenvoudige statische wereld gevormd, kan de haar omringende werkelijkheid niet overzien, kan haar niet meester worden, want in haar onstuimige tempo wordt deze steeds reusachtiger, vooral door de vooruitgang van de elektronica en de groei van de informatie, van alles is er steeds meer – miljoenen deeltjes, elementen, eenheden en entiteiten zijn voortdurend in beweging, in strijd met elkaar, in nieuwe configuraties, verbindingen en verzamelingen, die een mens onmogelijk kan vatten, tot stilstand brengen of beschrijven.
Ondanks deze moeilijkheden kunnen we ervan uitgaan dat drie processen op het toneel van het Russische leven zullen overheersen.
Het is eerste is de strijd tussen integrerende en desintegrerende krachten. Het nationalisme. De Russen zullen een grote en sterke staat willen houden, een imperiale supermacht, de verschillende niet-Russische minderheden kunnen daarentegen steeds duidelijker eigen, autonome doeleinden nastreven. Deze minderheden vormen nu slechts twintig procent van de bevolking van de Russische Federatie (tachtig procent, ofwel honderdtwintig miljoen, zijn Russen), maar de niet-Russische bevolking neemt daar vijfmaal zo snel toe als de Russische, hetgeen betekent dat het percentage Russen snel zal afnemen. Ook het bereik van de Russische taal slinkt. Op het grondgebied van de vroegere Sovjetunie spreken steeds minder mensen Russisch en wordt steeds minder Russisch geleerd. Op mijn reis kon ik op een paar plaatsen niet in het Russisch communiceren, vooral niet als ik met jonge mensen sprak. De ouderen kenden redelijk Russisch, de jongeren minder, en jongsten vrijwel niet.
(En ook: buiten de grenzen van de Russische Federatie wonen zesentwintig miljoen Russen. Hun toekomst is onzeker en onduidelijk. De Russen wonen voornamelijk in de Oekraïne en in Kazachstan.)’
Als desintegrerende krachten noemt Ryszard Kapuściński de ‘aziatisering’ en de confrontatie tussen christendom en islam.
‘Het tweede proces, naast de strijd tussen de krachten van integratie en desintegratie, zal de voortschrijdende materiële differentiatie van de levensomstandigheden zijn. Op de ene pool zullen zich de rijken verzamelen, die steeds rijker worden, op de andere de armen die steeds armer worden. Als in elke maatschappij met een lage levensstandaard zullen ook in Rusland de contrasten bijzonder schril zijn, opvallend, provoceren. Het zal kapitalisme of pseudo-kapitalisme in zijn meest primitieve, meedogenloze, agressieve vorm zijn.
Het derde proces zal de ontwikkeling zelf zijn. Deze ontwikkeling wil ik omschrijven met de plompe term “enclave-ontwikkeling”. Wanneer we in een hoogontwikkeld land als Nederland of Zwitserland zijn, dan valt het op dat de gehele materiële werkelijkheid om ons heen hoog ontwikkeld is: de huizen zijn keurig geschilderd, de ramen overal heel, het asfalt op de weten is gelijk, de rijstroken staan aangegeven, de winkels zijn overal goed voorzien, in de restaurants is het warm en proper, de lantaarns op straat schijnen, het gras op de gazons is netjes gemaaid. In een land met een enclave-ontwikkeling ziet het landschap er anders uit. Daar staat een luxueus bankgebouw tussen verveloze huizen, een deftig hotel wordt omringd door vuile straten met krotten, van het helder verlichte vliegveld rijd je het donker in van een sombere, ongezellige stad, naast een fonkelende etalage van Dior staat de vuile, lege en uitgedoofde etalages van inheemse winkels, naast grote sleeën rijden oude, stinkende, overvolle stadsbussen. Het grotendeels buitenlandse kapitaal heeft zijn gerende en schitterende vluchthavens gebouwd, die volmaakte enclaves, maar de rest van het land kan noch denkt het te ontwikkelen.’
Tot zover Kapuściński’s ‘economisch-sociologische’ beschrijving van een ‘land’ in verandering (die volgens mij voor een groot deel gebaseerd is op wat Kapuściński elders zag, maar niet is aangepast aan de maat der dingen in de Sovjet-Unie / Russische Federatie / Rusland).
In het vervolg is hij wat concreter, komt hij tot de kern van de zaak, die toch weer ligt op het terrein van bezit van en zeggenschap over de productiemiddelen (waarvan ik hiervoor stelde dat ik betwijfel of dat oorzaak of gevolg is van de manier waarop sommige staten zijn ingericht):
‘Problemen, dilemma’s waarvoor de bevolking staat, in de eerste plaats de intelligentsia, de democratische kringen.
Bijvoorbeeld maatschappij en staat – hoe zorg je ervoor dat de bevolking gaat meeregeren? Hoe democratiseer je de staat?
Het Russische land, zijn bezittingen en rijkdommen staan aan de kant van de staat. De grond van het oorspronkelijke Rusland is schraal, het klimaat koud, de dag het grootste deel van het jaar kort. Onder deze voorwaarden van de natuur draagt de grond weinig vrucht, steeds weer komen er jaren van honger, de boer is arm, te arm om zich te verzelfstandigen. Heer of staat heeft hem altijd volledig in zijn macht gehad. De boer verdronk in schulden, had niets te eten, was een slaaf.
Tegelijkertijd is het een land rijk aan delfstoffen, aan olie, gas ijzererts. Maar dat zijn grondstoffen, waarvan de exploitatie en daaruit voortvloeiende inkomsten gemakkelijk te monopoliseren, en als er sprake is van een sterke bureaucratische-autoritaire staat, zal de staat dit monopolie bezitten. Zowel de schraalte van de grond als haar rijkdommen keren zich dus tegen het volk en zijn de machthebbers tot steun. Dat is een van de grote paradoxen van Rusland.’
En toch ziet Ryszard Kapuściński de toekomst van Rusland met vertrouwen tegemoet, vanwege de enorme inwendige kracht.
Toen hij Imperium: ondergang van een wereldrijk schreef, kon hij waarschijnlijk niet voorzien dat Rusland relatief snel van de perestrojka weer in oude gewoonten zou vervallen.
Wat ik precies van Kapuściński’s analyse moet denken, weet ik nog niet, daarvoor moet ik niet alleen de conclusies maar het hele boek lezen. Naar dat boek ben ik wel benieuwd geworden. Omdat ik meer van Kapuściński gelezen heb, maar ook omdat ik al bladerend gezien heb hij tijdens zijn reizen een groot deel van de bestemmingen aandoet waar ik de afgelopen jaren Jelle Brandt Corstius de stand van het land zag opmaken. Er is dus recent vergelijkingsmateriaal.
Leave a Reply