Toen ik vorig jaar met Louise Fresco op een podium zat, kwam het gesprek op enig moment op het beteugelen van koopdrift. Eigenlijk, zei zij – ik vat het in mijn eigen woorden samen – in mijn boekenkast gevuld genoeg om er de rest van mijn leven uit te kunnen putten.
Ik knikte instemmend. Ook mijn huis herbergt genoeg boeken om tot in lengte van jaren voort te kunnen… als ik maar niet zo bang zou zijn ook maar iets te missen…
Aan die bekentenis, gedaan in de zijlijn van een gesprek dat voornamelijk over het verantwoord verbouwen en consumeren van voedsel ging, moest ik denken toen ik in Een dag op het stembureau (1994) / La giornata d’uno scrutatore (1990) van Italo Calvino – dat leek me precies het goede boek om te lezen in de aanloop naar de verkiezing van de Nederlandse leden van het Europees Parlement aanstaande donderdag, ik kom er nog op terug – dit las:
‘Zijn bibliotheek was bescheiden. Met het verstrijken der jaren had hij beseft dat het beter was zich op een klein aantal boeken te concentreren. In zijn jeugd was hij een onsystematisch en onverzadigbaar lezer geweest. Nu was hij door zijn volwassen leeftijd meer geneigd om na te denken en al het overbodige te vermijden.’
Wat Amerigo Ormea precies in de kast heeft staan, vertelt Een dag op het stembureau niet (al wordt Marx wel met name genoemd). Wel dat zijn bescheiden bibliotheek, die hij ongetwijfeld met zorg heeft samengesteld, tekortschiet:
‘Maar tussen de boeken die hij daar had staan vond hij niet wat hij zocht: klassieken, nogal willekeurig gekozen, en van de modernere schrijvers vooral filosofen, een paar dichters en boeken over cultuur. Al een tijd lang probeerde hij de literatuur op afstand te houden, haast uit schaamte over zijn ijdele jeugddroom om schrijver te worden. Hij had al snel begrepen welke fout daarin school: de pretentie om als individu te overleven, zonder daar meer voor te hebben gedaan dan het veilig stellen van een beeld, echt of vals van zichzelf. Hij zag de persoonlijke literatuur, zowel die van de levenden als van de doden, als een eindeloze galerij grafzerken. In boeken zocht hij nu iets anders: de wijsheid der eeuwen of gewoon iets dat kon helpen bepaalde dingen te begrijpen.’
Hoewel ik niet zeker weet of er in die boekenkast nu wel of geen ‘klassieken, nogal willekeurig gekozen’ staan, trekken ze – die ‘klassieken, nogal willekeurig gekozen’ – onmiddellijk mijn aandacht. Want Italo Calvino heeft verstand van ‘klassieken’.
Italo Calvino is behalve schrijver van meesterwerken – vind ik – ook de schrijver van Waarom zou je de klassieken lezen (2003) / Perché leggere i classici. Een boek dat verontrust – want de klassieke titels die hij daarin bespreekt heb ik lang niet allemaal gelezen – maar ook troost biedt, omdat Calvino degene die misschien wel veel maar veel te weinig klassieken gelezen heeft niet veroordeelt.
(De definities die Italo Calvino in Waarom zou je de klassieken lezen geeft, lijken ook van toepassing op boeken van minder allooi, maar bij nader inzien moet je toegeven dat niet elk boek – hoe mooi en dierbaar ook – een ‘klassieker’ kan zijn:
1. Klassieken zijn boeken waarover je gewoonlijk hoort zeggen: ‘Ik ben … aan het herlezen’, en nooit ‘Ik ben … aan het lezen’.
2. Klassieken noem je die boeken die een verrijking vormen voor degenen die ze hebben gelezen en ze goed vonden; maar ze vormen geen minder grote verrijking voor degenen die het geluk hebben ze voor het eerst te lezen in de omstandigheden waarin ze het beste kunnen genieten.
3. Klassieken zijn boeken die een bijzonder invloed uitoefenen, hetzij wanneer ze ons als onvergetelijke werken bijblijven, hetzij wanneer ze zich in de plooien van ons geheugen verschuilen onder het mom van het collectief of individueel onderbewustzijn.
4. Iedere herlezing van de klassieken is net zo’n ontdekkingsreis als de eerste lezing.
5. Iedere eerste lezing van de klassieken is in feite een herlezing.
6. Klassieken zijn werken die nooit ophouden te zeggen wat ze te zeggen hebben.
7. Klassieken zijn boeken die in ons leven komen met in zich de sporen van alle keren dat ze vóór ons zijn gelezen, en achter zich de sporen die ze hebben nagelaten in de cultuur of culturen waar ze doorheen zijn gegaan (of eenvoudiger in de taal of gebruiken.)
8. Een klassiek boek is een werk dat onophoudelijke stof opwerpt in de vorm van allerlei kritische betogen over zichzelf, maar dat dit stof ook voortduren weer van zich afschudt.
9. Klassieke werken hebben de volgende eigenschap: hoe meer je ze denkt te kennen van horen zeggen, des te nieuwer, onverwachter en ongehoorder ze blijken te zijn wanneer je ze werkelijk leest.
10. Een boek wordt klassiek genoemd wanneer het zich manifesteert als equivalent van het universum, zoals talismans in de oudheid.
11. ‘Jouw’ klassieke werk is een boek dat je niet onverschillig laat en dat je helpt je te definiëren in relatie, of misschien in contrast ermee.
12. Een klassiek werk is een boek dat vóór andere klassieke werken komt; maar wie eerst de andere heeft gelezen en daarna pas dit, herkent meteen welke plaats het heeft in de genealogie.
13. Klassiek is datgene wat de actualiteit weet terug te brengen tot achtergrondgeluid, maar dat tegelijkertijd niet zonder dit achtergrondgeluid kan.
14. Klassiek is datgene wat blijft doorklinken als achtergrondgeluid, ook daar waar een actualiteit heerst die totaal onverenigbaar is met al het andere.)
Nee, ik ben niet afgedwaald. Nog steeds houd ik de woorden van Louise Fresco in gedachten en mijn eigen instemmende geknik (ondanks mijn gemaar…)
Stel dat het waar is. Dat ik inderdaad boeken genoeg heb. Dat ik oud kan worden met wat er in kasten staat en op stapels ligt. Stel dat dus… heb ik dan wel genoeg ‘klassieken’ of verraadt mijn boekenkast dat ik nog steeds – net als Amerigo Ormea in zijn jeugd – een onsystematisch en onverzadigbaar lezer ben. Een kind van mijn tijd wellicht, een tijd waarin zoals Italo Calvino in de inleiding van Waarom zou je de klassieken lezen opmerkt:
‘De oude titels zijn gedecimeerd, maar de nieuwe hebben zich verveelvuldigd en uitgebreid in alle moderne literaturen en culturen.’
Ik vrees het ergste. Ik vrees dat ik nooit werk gemaakt heb van het lezen van boeken die in geen enkele canon (mogen) ontbreken. Dat waardevol voor mij, zwaarder woog dan absolute kwaliteit, al heb ik de ‘klassieken’ niet bewust en stelselmatig gemeden.
Calvino zij dank hoef ik me niet te schamen. Onmiddellijk na de zin van net, schrijft hij:
‘Er zit niets anders op dan dat we ieder onze eigen ideale bibliotheek van klassieken samenstellen; en ik zou zeggen dat deze voor de helft uit boeken zou moeten bestaan die we hebben gelezen en die waardevol voor ons waren, en voor de andere helft uit boeken die we nog willen lezen en waarvan we veronderstellen dat ze waardevol kunnen zijn. En daarbij moeten we een sectie vrijhouden voor verrassingen, toevallige ontdekkingen.’
Zei hier: tien boeken die ik gelezen heb en waardevol voor mij zijn/waren (er zitten zelfs titels tussen die tot de ‘klassieken’ behoren):
Jane Bowles – Two serious ladies
Adriaan van Dis – Nathan Sid
Marguerite Duras – De ziekte van de dood
Homeros – Odysseia
Imre Kertész – Dossier K.: een onderzoek
Haruki Murakami – Kafka op het strand
Charlotte Mutsaers – Zeepijn
W.G. Sebald – Schwindel. Gefühle.
William Shakespeare – Hamlet
Jeanette Winterson – lighthousekeeping
Maar nu de boeken die ik nog wil lezen en waarvan ik veronderstel dat ze waardevol kunnen zijn… Ik liep langs kasten en stapels en selecteerde – me bewust van hun status, het soortelijk gewicht van deze negen is groter dan dat van de tien hiervoor – deze titels:
Jorge Luis Borges – De aleph
Ovidius – Metamorphosen
Nathalie Sarraute – De gouden vruchten
Stendhal – De Kartuize van Parma
Italo Svevo – De bekentenissen van Zeno
Dylan Thomas – Alle verhalen
Anton Tsjechov – Verhalen
Virginia Woolf – The Waves
Stefan Zweig – Die Welt von gestern
De meeste staan hier al een tijdje. Ik houd het er maar op dat het geschikte moment om er in te beginnen zich nog niet heeft aangediend (alleen in The Waves begon ik, maar ik strandde halverwege en besloot dat het beter was om onder gunstiger omstandigheden weer hele maal van voren af aan te beginnen).
Nadat ik de halve middag in mijn boekencollectie grasduinde en me meer dan ooit bewust was van mijn rijkdom, moet ik toegeven dat ik eigenlijk wel genoeg boeken heb om de rest van mijn leven te kunnen lezen en herlezen.
(En als ik heel eerlijk ben: er kan ook wel het nodige weg. Boeken die ik nooit voorrang zal verlenen. Boeken die het herlezen niet waard zijn. Alleen moet ik dan nu wel de daad bij het woord voegen, want ik weet zeker dat als ik er een nachtje over slaap, ze morgen allemaal weer mogen blijven.)
Boeken genoeg dus (eigenlijk: want bij nooit meer iets nieuws kan ik me niets voorstellen). De volgende stap is: een bescheiden bibliotheek. Een bescheiden bibliotheek: daar stel ik me een paar planken bij voor. Hoogstens één kast. Zover ben ik nog lang niet.
Leave a Reply