Gisteren wandelde ik met mijn moeder op het strand. Op het strand van Oostende om precies te zijn. Het was eb en ergens in de verte lag de zee. Dat wisten we zeker. Als we heel goed keken, konden we haar zien, maar we hadden de zee niet per se nodig om te genieten. Er waren meeuwen genoeg.
Ondanks het mooie weer was het herfst. Er hing een man aan een lantaarnpaal te wapperen. Zo hard waaide het dus. Toen het even later voorjaar werd en vloed zagen we een peuter modder maken. Een jongen takelde het zand toe terwijl wij door grijspaarse plassen – of waren ze toch appelblauw-zeegroen – naar Engeland waadden.
We liepen en waanden ons onbespied, maar misschien heeft iemand ons gezien.
Gisteren wandelde ik helemaal niet met mijn moeder op het strand van Oostende. Gisteren bezocht ik haar in het verpleeghuis waar zij – rolstoelgebonden en dement – woont. Meer dan een uur las ik haar voor uit Met zicht op zee. Aan zee~ veertig jaar later van Eric de Kuyper. Steeds als ik dacht dat het lezen voor haar lang genoeg geduurd had, wilde ze dat ik doorging. En al die tijd hield ze haar ogen gericht op De Koninklijke Galerijen van Oostende van Léon Spilliaert. Ik moest me voortdurend in bochten wringen om haar het zicht niet te ontnemen.
Leave a Reply