Het ultieme stuk over De Tien van Das Magazin heb ik nog steeds niet geschreven. Nog niet kunnen schrijven. Het volstaat niet – althans voor mij niet – om die tien verhalen van de tien schrijvers die door Das Magazin tot beste jonge schrijvers van Nederland en Vlaanderen zijn gebombardeerd te recenseren, te recenseren zonder context.
Een context waaruit opgemaakt kan worden dat die verhalen representatief zijn voor wat de schrijvers kunnen en voorstaan. Een context waaruit opgemaakt kan worden dat de tien geselecteerde schrijvers – Maartje Wortel, Christophe Van Gerrewey, Joost de Vries, David Pefko, Hanna Bervoets, Özcal Akyol, Philip Huff, Daan Heerma van Voss, Yannick Dangre en Thomas Heerma van Voss – terecht aanspraak maken op het etiket dat ze opgeplakt kregen.
Er moet nog veel gelezen worden voordat ik dat ultieme stuk zal kunnen schrijven. Ik zou eventueel iets over de bundel op zich kunnen opmerken – dat er veel boeken in figureren constateerde ik al eerder – maar daar valt ook weer niet zo heel veel meer over te zeggen dan dat het voor de gelegenheid geschreven verhalen zijn die het talent dat de schrijvers tot nu toe tentoonspreidden niet allemaal in dezelfde mate bevestigen (voor zover ik dat op basis van wat ik al wel gelezen heb, kan beoordelen).
Hoe de keuzecommissie precies tot haar oordeel kwam en wat precies de kwaliteiten – ‘de vier’ die de keuze maakten, hanteerden talloze criteria en noemden er vier nadrukkelijk: het uitdragen van de literatuur, oorspronkelijkheid, verbeelding en stijl – van de afzonderlijke schrijvers zijn, blijft jammer genoeg ongeweten.
Dat de schrijvers geen vormbehoud hebben hoeven tonen, daar is iets voor te zeggen, maar daarmee is de titel ‘beste jonge schrijver’ heel nadrukkelijk een momentopname.
‘Veelbelovende jonge schrijvers’ was veiliger geweest, maar Das Magazin speelt niet op safe. En daar is ook wat voor te zeggen (als je autoriteit uit wilt stralen en de media wilt halen).
Maar het betekent wel dat bijvoorbeeld Merijn de Boer (1982), Eva Kelder (1980), Shira Keller (1985), Nina Polak (1986), Niña Weijers (1987), Robbert Welagen (1982) en Hannah van Wieringen (1982) – ze zullen niet allemaal ontbroken hebben op de longlist van 89 schrijvers waaruit de definitieve keuze gemaakt werd – bij gebrek aan een wachtkamer nu al definitief afgeserveerd zijn.
Ik ben bezig in De consequenties van Niña Weijers. Op basis van wat ik tot nu toe gelezen heb, vind ik De consequenties goed genoeg om Niña Weijers te nomineren voor het team dat ‘de beste jonge schrijvers’ vertegenwoordigt. Daarna is Het land 32 van Daan Heerma van Voss aan de beurt. Misschien moet hij wel naar de reservebank als Het land 32 uit is. Nina Polak (Wij zullen niet te pletter slaan) ligt ook klaar. Vorige week hoorde ik Eva Kelder zelfverzekerd en vol vuur over haar roman (Het leek stiller dan het was) en haar schrijverschap praten. Het minste dat ik kan doen, is ook haar lezen.
Literatuur is een dynamisch bedrijf en een schrijver is zo goed als zijn laatste boek. Dat geldt ook voor ‘die tien’ die volgens Das Magazin ‘de beste jonge schrijvers van Nederland en Vlaanderen’ zijn. Dat zal zelfs voor hen een geruststellende gedachte zijn. Ook zij moeten door: ‘beste jonge schrijver’ is hoe dan ook een titel met een houdbaarheidsdatum.
Leave a Reply