Eergisteren staken ze het Kanaal over. Gisteren doorkruisten ze de Nord-Pas-de Calais. Vandaag fietsen ze op bekend terrein. In dit deel van België wordt vaker gekoerst. Maar ze zijn hier nu niet vanwege de kasseien. Ze zijn hier vanwege de Grote Oorlog. Daarom starten ze in Ieper en fietsen ze in Flanders Fields.
In Ieper werd Koenraad Goudeseune geboren. Zijn gedicht Ieper – uit de bundel Zen uit eigen werk – begint in het zorgeloze nu, maar de Grote Oorlog is niet ver weg:
Ieper
Meisjes hebben geen borsten,
laat staan grote.
Maar soms toch wel
die welving plots.
Altijd moet ik van de fiets
als ik zo’n meisje zie.
‘Welkom,’ wil ik zeggen
of ‘Draag er zorg voor.’
En laatst dacht ik aan een jongeman
die met slaap in de ogen naar de oorlog trekt.
Ieper, anno 1914.
De Groote Oorlog is nog jong,
is pas begonnen.
Zoals de bieten op het veld
ooit grote joekels van bieten zullen worden.
Als hij dan nog leeft.
Over zo’n zelfde jongeman gaat Boy on a Bicycle van James Roderick Burns:
A boy rides a bicycle before the first world war. He is eighteen, almost nineteen – a man, really – and wears his new uniform with pride. He is cycling along an embankment on the outskirts of a small town. The sun is halfway towards noon, the wind tousling his light brown hair; his pinkish lips are mouthing a music-hall ditty under his sparse moustache. He is going to see a girl he used to know.
He has no idea he will be dead in a week, his legs thrown out the wrong way under a snarl of barbed wire. Now he marvels at the warmth of his muscles as the chain drives the wheels around. Now his tongue tastes of mint and apples.
De dood lag op de loer van 14 tot 18.
Leave a Reply