Sebastiaan Lepel heeft nog maar net op de krant verteld dat zijn bezoek aan een hypnotherapeut geen stuk op zal leveren als Maria La Tour zijn hulp inroept. Maria La Tour is er heilig van overtuigd dat zij haar vorige leven in Arras leidde:
‘Voor in de reïncarnatiehoroscoop zit een vergeelde rekening van de astroloog. Vijfenzestig gulden voor “langs paranormale weg ontvangen arbeid”. De getypte bladzijden worden afgewisseld met geheimzinnige cirkels vol tekens en getallen. Volgens een onderschrift zijn dit de geboortefiguren voor het ego van mevrouw Maria La Tour, eerder geboren in de stof op aarde 17 februari anno Domini 1611 te Arras (Frankrijk).’
Voordat hij met haar naar het noorden van Frankrijk afreist, wijdt zij hem eerst in in haar huidige leven dat zich voor een groot deel in Indië afspeelde. (Voor alle duidelijkheid: Sebastiaan Lepel en Maria La Tour bestaan niet echt, het zijn personages uit De rat van Arras van Adriaan van Dis.)
De eerste aanblik van de stad stelt teleur. Mevrouw La Tour weet ook niet zo goed hoe dat vorige leven zich aan haar zal openbaren.
‘Mevrouw La Tour staat beteuterd naast haar tassen en kijkt lang rond. “In de keien zie je nog sporen van karossen. Hier moeten hoeven klinken. Waarom ruikt het hier niet naar poep?” Zij wil terug naar de verlaten pleinen. “Daar heerst mijn tijd van herkomst.” Op de place des Héros waar het gehamer tegen de puiten kaatst, houdt ze haar vlakken hand tegen muren en pilaren omdat zij meent dat je aan de warmte van een huis de ouderdom kunt voelen. Het plein heeft weinig uitstraling.
“Het is mij hier te doods, die leeuw op de spits heb ik beslist eerder gezien, maar deze huizen zeggen mij niets. Vreemd, vreemd,” mompelt zij als zij op de gevels jaartallen ziet die overeenkomen met haar vroegste jaren in Arras.
Het grote plein komt haar warmer voor. Hoe ouder de stenen hoe sneller zij praat. Bij nummer 47 houdt ze ineens haar mond. Met gesloten ogen omarmt zij een pilaar. Links, naast een van de twee deuren, hangt een bord met naam en jaartal: Les Léopards, 1467. Boven aan de trapgevel buikt een torentje.
“Hier tjo-tjokt het.” Plotseling kruidt ze haar zinnen met Maleis. “In dit huis moet ik vaak geweest zijn. Zouden mijn ouders hier gewoond hebben? Vier plus zeven is elf, Neptunus. Typisch een doktorennummer. Dit is een huis dat veel met ziekten te maken heeft. Mijn kind was ook ziekelijk. Vergeet niet dat Arras herhaaldelijk is geplunderd en uitgehonderd. Hij is natuurlijk enorm te kort gekomen.”
Zij wil alleen zijn met het huis. Ik a voort. Als ik even later omkijk is mijn reisgenote verdwenen. Waar is zij? Weggelopen in haar vorige leven?’
Een lokale pater die er zijn eigen ideeën over de geschiedenis van zijn stad op na houdt, helpt mevrouw La Tour uit de droom. Haar visioen – mevrouw La Tour weet zeker dat zij in dat vorige leven in Arras geprobeerd heeft om een schuilplek in een crypte te bemachtigen, maar een priester weigerde haar de toegang – kan niet op waarheid berusten: onderaardse gangen zijn er in Arras genoeg, maar een kerk met een crypte is er niet in Arras.
Het verleden wordt mevrouw La Tour teveel. Het vliegt haar aan. Eerder dan gepland reizen zij en Sebastiaan Lepel huiswaarts. Daar vervoegt zij zich bij de huisarts die de diagnose ‘oorlogstrauma’ stelt. Hij staat erop dat zij zich laat behandelen.
Haar behandelend arts heeft wel een verklaring voor het gedrag van mevrouw La Tour:
‘Is het u weleens opgevallen hoe moeilijk zij over het kamp praat? Wij laten het haar hier herbeleven. Er is geen andere methode, Arras moet uit haar hoofd. Weet u waarom ze zich dat heeft wijsgemaakt? Ze meent dat je in Nederland meer begrip vindt voor een eerder leven in de zeventiende eeuw dan voor een verblijf in een Japans interneringskamp. Treurig, vindt u niet?” ’
Maar dan komt er, vlak na Nieuwjaar, post uit Arras van Père Roger. Tijdens restauratiewerkzaamheden is er een middeleeuwse crypte gevonden…
Vandaag start Le Tour in Arras. Na 194 kilometer komen de renners aan in Reims.
Leave a Reply