Of we het ook over Spoorloos gehad hebben, weet ik eerlijk gezegd niet meer. Maar wat ik me wel herinner is dat Tim Krabbé tijdens het gesprek wilde weten wat ik van Flanagan vond. Niet van het boek, maar van de film die Adriaan Ditvoorst ervan maakte.
Ik weet nog dat ik op mijn hoede was. De film had ik gezien, maar het boek – Flanagan, of het einde van een beest (1970) – had ik niet gelezen. Net als die andere vroege roman – De werkelijke moord op Kitty Duisenberg (1967) – bleek Flanagan, of het einde van een beest onvindbaar.
Adriaan Ditvoorst werkte voor Flanagan met een ‘sterrencast’ – Guido de Moor, Eric Schneider, Josée Ruiter, Anne-Wil Blankers, Petra Laseur, Josephine van Gasteren, Coen Flink, Julien Schoenaerts en Hans Croiset – maar het waren wel allemaal acteurs die groot geworden waren op het toneel. En dat was wat Tim Krabbé tegen had op de verfilming: hij vond Flanagan te theatraal.
Ook zonder dat ik zijn roman gelezen had, kon ik het op dat punt risicoloos met hem eens zijn. Van alle verfilmingen van het werk van Tim Krabbé – hij mag dan een weinig gelauwerd schrijver zijn, verfilmd is hij veelvuldig – is Flanagan het meest statisch.
Adriaan Ditvoorst was de eerste regisseur die dat deed, Thijs Chanowski de tweede (De paardentekenaar, 1983) en de deze week overleden George Sluizer de derde. Na George Sluizer volgde Martin Koolhoven, hij verfilmde in 2001 De grot.
Spoorloos (1988, net als The Vanishing (1993) naar Het gouden ei) was niet het eerste boek van Tim Krabbé dat George Sluizer verfilmde. Drie jaar voor Spoorloos maakte hij een film van een novelle die film ademt: Red Desert Penitentiary: een filmverhaal.
Dat – die novelle – was mijn eerste kennismaking met Tim Krabbé, ver voordat sprake was van een gesprek. Red Desert Penitentiary: een filmverhaal is een dwaalverhaal dat van de ene realiteit naar de andere springt.
Van de verfilming kan ik me niets herinneren. Sterker nog: de beelden uit de film die Hans Heijnen in George Sluizer: Filmen over grenzen gebruikt, komen me niet bekend voor. Maar nu begrijp ik wel waarom Red Desert Penitentiary – George Sluizer noemt het in die aflevering van Het uur van de wolf ‘een goedkoop speelfilmpje’, hij maakt de film met amateurs, maar was ondanks dat heel demanding – geafficheerd wordt als comedy. Hij speelt meer dan Tim Krabbé in zijn novelle met de conventies van film, waardoor het een B-film in het kwadraat lijkt. Wat zou Tim Krabbé daar van vinden? Dat had ik hem moeten vragen.
Spoorloos maakte me boos. Dat weet ik nog. Nu weer. Nu, nu ik Rex Hofman hoor schreeuwen dat hij Rex Hofman is. Hem hoor lachen terwijl het lachen hem vergaat. Het vlammetje van zijn aansteker zie doven.
Bozer dan het boek, terwijl George Sluizer Tim Krabbé volgt. Bij The Vanishing was dat anders. Toen deed hij concessies.
Om te weten hoe dat was bij Twee vrouwen (1979, naar het boek van Harry Mulisch) en La Balsa de Piedra / Het stenen vlot (2002, naar de roman van José Saramago) moet ik de boeken herlezen en daarna nog een keer naar de films kijken.
Laat ik dat dan maar gaan doen.
Leave a Reply