Omdat boeken op stapels hier de neiging hebben tot het plafond te groeien, moet er af en toe wat herschikt worden. Dat herschikken levert vaak een weerzien op met weliswaar niet vergeten, maar toch aan de aandacht onttrokken boeken. Een van de boeken die ik vorige week heb uitgegraven is Zeg mijn lezers dat ik doorschrijf: portretten van vergeten schrijvers van Joris van Casteren.
Toen ik dat boek voor het eerst las, wist ik nog niet zo goed wat ik aan Joris van Casteren – ‘de nieuwsgierigste schrijver van Nederland’, zo afficheert zijn uitgever hem op zijn meest recente boek Het been in de IJssel – had. Inmiddels, verschillende boeken verder, wel. De manier waarop Joris van Casteren feiten en gebeurtenissen noteert oogt droog. Het venijn zit hem in schijnbaar terloops opgemerkte details en het uitweiden over wat bijzaken lijken maar niet blijken te zijn.
Eenmaal uitgegraven herlas ik in Zeg mijn lezers dat ik doorschrijf het stuk over Kees Wielemaker. Of Kees Wielemaker voor veel lezers een vergeten schrijver is, is nog maar de vraag. Ik denk niet dat heel veel mensen ooit van de schrijver Kees Wielemaker gehoord hebben. Laat staan dat zij iets van hem gelezen hebben.
Ik zou ook nog nooit van hem gehoord hebben als Kees Wielemaker niet op een dag voor de klas had gestaan om aankomend bibliothecarissen wegwijs te maken op het terrein van ‘financiële planning en organisatie’. Dat was in het studiejaar 1983/84. Dat er toen al boeken van Kees Wielemaker verschenen waren, wist ik niet (Voor de helft een schedel (1978) en Twee brieven uit: Het linker pad van de Boeddha (1983), beide verschenen onder het pseudoniem Julien Piraña).
Mijn belangstelling voor zijn schrijven werd pas gewekt door de verhalenbundel Winter in Foudgum (1985). Tegen die tijd dat die bundel verscheen, wist ik dat Kees Wielemaker voordat hij aan de Bibliotheek- en Documentatie Academie les ging geven leraar economie was geweest op ‘mijn’ middelbare school.
In het titelverhaal van Winter in Foudgum rekent een leraar tegen wil en dank af met leerlingen die hem niet aanstaan. Toen ik het verhaal voor het eerst las, meende ik niet alleen docenten maar ook schoolgenoten te herkennen (en had ik de neiging het voor hen op te nemen).
Toen ik Zeg mijn lezers dat ik doorschrijf – de titel ontleende Joris van Casteren aan een uitspraak van Kees Wielemaker – uitgegraven had en het stuk over Kees Wielemaker gelezen, zocht in mijn boekenkast naar Winter in Foudgum om dat ene verhaal te herlezen.
Zoveel jaar na dato zou dat verhaal zich op om het even welke school kunnen afspelen.
Het is al even geleden dat Joris van Casteren Kees Wielemaker sprak. Zeg mijn lezers dat ik doorschrijf: portretten van vergeten schrijvers verscheen in 2006. Zou Kees Wielemaker nog schrijven…
Als ik zijn website mag geloven wel. Er is veel work in progress. Maar aan de website wordt al sinds 2011 niet meer gewerkt.
(Op de website leest Kees Wielemaker voor uit het verhaal Winter in Foudgum. In English…)
Ard says
L.s.,
Ik kwam de heer Wielemaker vandaag tegen in Terneuzen waar hij momenteel woonachtig is. Een interessante en welbespraakte verschijning.Die me geanimeerd vertelde over zijn leven. Hij besprak in een half uur voldoende content voor 5 boeken.