Tot gisteren lag de route vast. Na Berlijn (2009) van Armando zou ik Berlijn van Cees Nooteboom lezen. En daarna Inzicht in Berlijn van Nelleke Noordervliet en dan, ook van haar, 14 mei: een verre echo. Tot gisteren lag ik op koers richting 9 november.
Maar toen bracht de postbode Ter plekke: de ultrakorte verhalen tot nu toe van Armando. Ik kon de verleiding niet weerstaan. Na zijn Berlijn gaf ik aan die dikke bundel de voorkeur. Om de schade te beperken, liet ik de bundel op bladzijde 465 openvallen. Daar begint Ter plekke: honderdveertig verhalen die voor het eerst gepubliceerd worden.
Plek heet het eerste verhaal:
‘Op die plek, hè…’
‘Ja, dat heb je zo vaak gezegd.’
‘Wat heb ik gezegd.’
‘Dat daar iets gebeurd is.’
‘Hoe kom je d’r bij, dat heb ik nooit gezegd.’
‘Dat heb je wel.’
‘Nee hoor, echt niet.’
‘Ik weet wel beter.’
‘Dan vergis je je lelijk.’
‘Plek’ is een woord van belang in het werk van Armando. Berlijn opent met een stuk dat Plekken heet. Aan een plek kleeft een verhaal. Aan een plek kleeft bij Armando verleden.
Ik begon vorige week in Berlijn omdat ik terug wilde naar de context waarin Armando het over ‘schuldig landschap’ heeft:
‘Voor de onwetenden, de veel te velen: Armando begon in de eerste helft van de jaren zeventig reeksen schilderijen en tekeningen te maken die hij “schuldig landschap” noemde. Een schuldig landschap noemde hij een landschap dat heeft zien gebeuren, want in landschappen, in de schone natuur, vinden vaak de afgrijselijkste opvoeringen plaats. Veldslagen. Sluipmoorden. Man tegen man. Aanleg en onderhoud van kampementen. Barakken. Plekken ter kwelling van weerloze schepsels.
Voornoemd landschap heeft zich daar nooit iets van aangetrokken, is zelfs zo schaamteloos geweest om gewoon door te groeien, het is een schande, ik raak er niet over uitgesproken. De confrontatie natuur-cultuur is een onbarmhartig gebeuren, gaat met pijn gepaard, geloof dat maar.’
In de bundel Berlijn heet het stuk waarin dit staat Schuldig landschap – in Uit Berlijn (1982): Armando uit Norfolk – Schuldig landschap.
(Iets vergelijkbaars schrijft John Berger in Studio Talk (for Miquel Barceló) (1998), opgenomen in de bundel The Shape of a Pocket (2001):
‘Place, place in the sense of lieu, luogo, ort, mestopolojenie. The last Russian word also means situation and this is worth remembering.
A place is more than an area. A place surrounds something. A place is the extension of a presence or the consequence of an action. A place is the opposite of empty space. A place is where an event had taken or is taking place’,
dat ik ook nog maar net uit heb, maar dat heeft niets met Berlijn te maken.)
Na Plek lees ik nog een paar ultrakorte verhalen – de verhalen in Ter plekke lijken korter dan die in De haperende schepping, Het wel en wee, Gedoe, Soms, Nee en Eindelijk die samen met Ter Plekke de bundel Ter plekke: de ultrakorte verhalen tot nu toe vormen.
Na Berlijn komt alles me vertrouwd voor: de bomen, de verte, het ‘activeren van objecten’ (doen alsof dieren en dingen bewust handelende wezens zijn).
Er staan zoveel memorabele zinnen in Berlijn:
‘Wie kijkt eigenlijk naar wie, kijk ik naar het landschap of kijkt dit hooghartige landschap naar mij. Ik dacht het laatste.’ (uit: De verte)
‘Ik vraag me dit af: blijven doden steken in hun ideeën van toen, of leren ze bij. Zouden ze nu weten hoe de vork in de steel zit of denken ze nog steeds als toen. Kunnen doden denken. Met zulke vreemde vragen houd ik me wel es bezig.’ (uit: De neus)
‘Er staan zowaar bomen in deze straat, ik woon net boven ze, ik kan op hun kruinen kijken, maar ik doe het nooit te lang, want bomen hebben dat niet graag, die hebben liever dat je tegen ze opkijkt.’ (uit: De zon)
‘Toen ik het bos weer uitkwam moest ik over het erf van een boerderij, daar zat een hond in een hok, hij was niet dol. Hij zette z’n bril af en begon te blaffen. Ik heb even naar ‘m gezwaaid, toen hield ie op met blaffen. Hij keek verlegen de andere kant op. Hij vond het, geloof ik, gek dat ik zwaaide. Ik liep enkele passen door en keek nog es om, hij was al weer aan het lezen in zo’n goedkoop romannetje met een gekleurd omslag vol moddervlekken, je weet wel.’ (uit: Een glimp)
Dat absurdistische ken ik al van voordat ik Armando lees. Ondanks mijn ouders keek ik Herenleed.
In Ter plekke gaat het niet zozeer om de zinnen, maar om de gedachten. De twintig verhalen die ik tot nu toe las, laten zich lezen als gefragmenteerde, tot de essentie teruggebrachte filosofie. Zijn filosofie. Zip-bestanden die openbloeien zodra ze in aanraking komen met lucht.
Zo bekend als Armando me tot nu toe in Ter plekke: tot nu toe voorkomt, zo vervreemdend werken zijn ultrakorte verhalen. Ik ga gauw verder. Berlijn moet maar even wachten.
Leave a Reply