Omdat de trein toch rijdt en ik dus veel te vroeg ben voor het bezoekuur – dat is een logische conclusie: vanwege geplande werkzaamheden rekende ik op vervangend vervoer in de vorm van een bus. Proefondervindelijk weet ik dat dan een half uur extra nodig heb om mijn eindbestemming te bereiken – besluit ik in het plaatselijke café een kop koffie te drinken.
Het café beschikt over boekenkasten. Een bibliotheek zou ik het niet willen noemen, daarvoor speelde toeval een te grote rol bij het collectioneren. Maar er zitten mooie, en al lang niet meer leverbare titels tussen die het lezen meer dan waard zijn.
In mijn tas zitten boeken genoeg, maar ik kies voor bij de koffie toch een boek uit een van de kasten. Omdat mijn oog viel op Alles even gezond bij jou (1953)van Josepha Mendels. Rolien en Ralien las ik lang geleden. Alles even gezond bij jou ken ik niet.
Het motto is mooi:
Paris semble à mes yeux un pays de romans.
J’y croyais ce matin voir une île enchantée:
Je la laissai déserte, et la trouve habitée
Het komt uit Le menteur (1642) van Pierre Corneille.
Ik blader wat en herken ‘een eiland in Parijs’ (al weet ik niet welk van de twee bedoeld wordt: Île de la Cité of Île Saint-Louis) en de Rue Mouffetard (daar rookte ik ooit de waterpijp met iemand die dat liever met een ander had gedaan, ik hield er een hardnekkige hoest aan over).
Ik begin te lezen, slokje voor slokje. Wat ik lees bevalt me. Na een paar bladzijden weet ik eigenlijk al dat ik nog geen afscheid van Alles even gezond bij jou wil nemen. Ik ben te nieuwsgierig naar het leven van de student die het huis van zijn vader verlaten heeft om alleen wijs te worden.
Maar meer nog wil ik weten hoe het hem zonder voeten vergaat:
‘Terwijl ik nog steeds dat vulpendopje zocht, gebeurde het vreselijke. Op dit terras, temidden van al die domstarende mensen. Want toe ik weer overeind kwam zonder het gevonden te hebben, had de kellner mijn voeten weggeveegd. Tezamen met lege sigarettenpakjes, peukjes, pindaschillen en verdere rommel. Weggeveegd, zeg ik u. Mijn voeten die nu bijkans negentien jaren met mij meegelopen waren. Mijn voeten met de trotse, bruine en rubbergehakte schoenen. Splinternieuwe schoenen. Het was voor mij of de wereld verging.’
Door Haruki Murakami kijk ik niet op van die weggeveegde voeten, maar dat Josepha Mendels er al in 1953 volkomen serieus en tegelijk terloops melding van maakt verbaast me.
Maar inmiddels is de koffie op en het bezoekuur begonnen. Ik reken af en vraag Alles even gezond bij jou van Josepha Mendels te leen. Ik mag het meenemen. Ze kennen me hier, van gezicht.
P. van de Wiel says
Hoe is het mogelijk dat ik nog nooit van Josepha Mendels had gehoord? Net op Wiki gelezen dat ze een bijzonder leven heeft gehad en behalve schrijfster ook nog toneel en in films heeft gespeeld. Omissies van Opium, Kunstuur, Podium, DWDD en van mij.