Al meer dan een jaar brengt Aleid Truijens een deel van haar werkzame leven door in het Letterkundig Museum in Den Haag. Daar zit ze tussen de dozen met brieven, foto’s, agenda’s, aantekeningboekjes en manuscripten die Hella Haasse naliet en doet ze onderzoek.
Aleid Truijens is de biograaf van Hella S. Haasse. Daarom brengt zij veel tijd tussen haar nagelaten papieren door. Daarom ook reisde ze dit najaar naar Java. Ze wilde zien waar Hella Haasse gelukkig was. Ze moest en zou het landschap van haar ziel zien, en locaties bezoeken waar Hella Haasse boeken situeerde.
In de Volkskrant van afgelopen zaterdag doet Aleid Truijens in Doeloe verslag van de zoektocht naar het paradijselijke Indië. Aan de oevers van het meertje Telaga Warna – dat als Telaga Hideung voorkomt in Oeroeg – komt zij bedrogen uit:
‘Het is een doodgewoon meertje. Een modderige plas, geen zuigende lispelende diepte. De steile bergwand is inderdaad nogal steil. En eh… groen. Geen imponerende zuil met een bedwelmende overvloed van tientallen tinten groen, zoals in Oeroeg. Wonen hier gevaarlijke demonen? Nènèh Kombèl, een “vampier in de gedaante van een oude vrouw, die op dode kinderen loert”? Er hippen wat aapjes rond. Brutaal graaien ze etensresten uit de vuilnisbakken. Er staat een half verroest draaimolentje. Je kunt bootjes huren en aan een touw naar de overkant roetsjen. Maar dat doet niemand. Stelletjes hangen op bankjes en fotograferen elkaar en zichzelf met hun iPhone. Steeds weer dezelfde duffe poses.’
Aleid Truijens is zich zeer bewust van haar verantwoordelijkheid nu voor het eerst en misschien wel voor het laatste op Java is:
‘Niets mag mij ontgaan. Want hoezeer de drukte, de stank en de architectonische gruwel ook zijn toegenomen in bijna honderd jaar, híer gebeurde het. Niet alleen Oeroeg en Heren van de thee spelen in deze heuvels van de Preanger, de jeugd van de schijfster is gekleurd door deze streek.’
Doordat Aleid Truijens daar bij dat meertje staat, moet ik denken aan een verhaal van Joke J. Hermsen. In dat verhaal komt ook een meer voor, en raakt er net als in Oeroeg iemand verstrikt in de waterplanten. Ik zocht er als eens eerder naar – ik meende me ter herinneren dat Joke Hermsen het in het kader van een eerbetoon aan Hella Haasse schreef, daarom dacht ik dat ik het gelezen had toen ik een gesprek met Patricia de Groot en Aleid Truijens over Hella Haasse voorbereidde. Dat had ik dus mis.
Goena-goena en Google brengen uitkomst. Het verhaal heet Een handdruk van de prinses van Toba en staan in Schrijvers op reis: Privé-domein gaat op vakantie.
Een handdruk van de prinses van Toba speelt zich af aan de oevers van en in het Tobameer op Sumatra. De achttienjarige protagoniste (en verteller) van het verhaal negeert het verbod om in het meer te zwemmen:
‘ “Óp het water mogen jullie alles doen wat jullie maar willen, waterfietsen of kanoën”, zei Chris, “maar niet erín.” “Maar waarom dan niet?” vroeg ik ongeduldig. Ik was er niet gerust op dat Peggy dit verbod zomaar naast zich neer zou leggen.
“Jullie zijn jong en mooi,’ glimlachte Chris, ‘en daar houdt de prinses van.”
Er zijn dat jaar nog geen offers gebracht, maar zij gelooft niet in stille krachten, negeert het advies van de lokale gids en duikt de volgende dag toch het Tobameer in.
‘Toen trok iets wat ik pas veel later een hand met hele lange en scherpe nagels zou noemen, mij aan mijn rechtervoet naar beneden en schoot ik de diepte in. Boven me zag ik het lichte blauw van het wateroppervlak steeds valer en donkerder worden. Van grijze naar groene naar bruine tinten, alsof het dak van de wereld boven mij langzaam dichtschoof. Een vage herinnering aan een ander water, een andere duik, drong aarzelend mijn bewustzijn binnen, maar bleef op de drempel ervan haken. Ze zeggen wel dat angst verlammend werkt, maar daarvan was bij mij geen sprake. Met een kracht die ik daarna zelden meer gevoeld heb, schopte ik net zo lang met mijn rechterbeen om me heen, totdat ik eindelijk los schoot en terug naar boven, naar het licht toe kon zwemmen.’
In een commentaar bij de oerversie van het verhaal – ook die vond ik dankzij goena goena en Google – schrijft Joke J. Hermsen over de betekenis van die ervaring:
‘Vóór die reis naar Indonesië was ik een nuchtere Hollandse meid die meende dat alleen wat wij kunnen zien en meten echt bestaat. Daarna ben ik me ook gaan interesseren voor wat er gebeurt aan de grenzen van het waarneembare en heb ik me beziggehouden met ongrijpbare filosofische thema’s als “de ziel” en “de innerlijke tijd”.’
Het is natuurlijk niet zo raar dat ik toen ik Een handdruk van de prinses van Toba las aan Deppoh, de vader van Oeroeg, moest denken.
‘ “Is het waar dat Nènèh Kombèl kinderen opeet?” vroeg ik fluisterend. “Ach,” antwoordde Deppoh met een ondertoon van ongeduld. Hij ging niet verder op mijn woorden in, maar boog zich voorover en riep een waarschuwing naar de mannen in het meer. “Waterplanten,” zei hij bij wijze van verklaring tegen mij. “Alleen rondom het vlot is het goed baden. De waterplanten vangen een mens en houden hem vast, zodat hij verdrinkt. Ik ken Telaga Hideung.” Ik staarde gefascineerd naar het water en hoopte dat mijn vader eruit zou komen, op het veilige vlot.’
(in de film is het Oeroeg die Johan waarschuwt niet te spotten met Nènèh Kombèl)
Dat vlot blijkt uiteindelijk niet bestand tegen de uitgelatenheid van de zwemmers. Het kantelt en iedereen belandt in het water. Allemaal komen ze weer boven, behalve Johan.
‘Alleen ik werd vermist. Deppoh dook naar mij, tussen ronddrijvend wrakhout en vlechtwerk. Niet lang daarna vond mijn vader mij, half gestikt, verward in de gescheurde bamboewand van het huisje. Op het overgebleven gedeelte van het vlot waren zij toen naar de over gekomen.
“En, Deppoh?” vroeg ik, terwijl het voorgevoel van iets verschrikkelijks mijn hart deed bonzen.
“Deppoh is vastgeraakt in de waterplanten,” zei mijn vader langzaam en zacht, als hoopt hij dat ik het niet zou horen. “Deppoh is dood.” ’
In Oeroeg –een begin zitten de kaartjes met de vragen die ik Patricia de Groot en Aleid Truijens stelde.
– Klopt het dat Hella Haasse niet wilde dat er een biografie komt?
– Heeft ze gelijk: valt er niets meer te weten over een schrijver dan dat wat er in zijn/haar boeken staat?
– Wat kan een biograaf / biografie toevoegen?
Niet lang na dat gesprek, waarin we speculeerden over geschikte kandidaat-biografen – en ik plompverloren liet vallen dat Aleid Truijens dat best zou kunnen (ik had net haar biografie over F.B. Hotz gelezen, bovendien trok zij al eerder draden door het labyrintische werk van Haasse) – maakte uitgeverij Querido dat Aleid Truijens het was geworden (van een oorzakelijk verband is geen sprake).
In de Volkskrant zegt ze ook iets over het misverstand dat Hella Haasse die zelf doel was op biografieën en in menig leven optekende helemaal geen biografie wilde:
‘Hella Haasse sprak voor haar dood met haar dochters, Ellen en Marijn Lelyveld, over de biografie. Ze besefte dat zo’n boek er zou komen. Ze besefte ook dat haar lezers zo’n boek graag zouden lezen. Maar ze wilde wel zeggenschap houden. Dus sprak ze met haar dochters over de nalatenschap en over mogelijke biografen.’
Leave a Reply