Terwijl het vooral over Gerard Reve had moeten gaan – althans over de manier waarop Gerard Reve zichzelf uitventte – ontstond tijdens De schrijver, het beeld en het geld enige animositeit tussen A.H.J. Dautzenberg en Christiaan Weijts. Dat kon ook eigenlijk niet anders. Christiaan Weijts en A.H.J. Dautzenberg zijn twee schrijvers die bijna diametraal tegenover elkaar staan als het over opvattingen over hoe een schrijver zich hoort te gedragen.
Voor Christiaan Weijts telt wat een schrijver tussen de kaften van zijn boeken beweert. Anton Dautzenberg beschouwt het hele publieke domein tot zijn werkgebied. Een schrijver hoeft zich wat hem betreft niet tot schrijven te beperken. In zijn ogen is Christiaan Weijts ‘de (ongekroonde) Koning van het Opschonend Realisme’.
(Er zat nog een derde schrijver aan tafel. Niña Weijers – die zoals het gespreksleider Edwin Praat (de bijeenkomst vond plaats vanwege het verschijnen van zijn boek Verrek, het is geen kunstenaar: Gerard Reve en het schrijverschap) het formuleerde met De consequenties recent de literatuur in gecatapulteerd is – keek tijdens de woordenstrijd tussen Dautzenberg en Weijts vanaf de zijlijn toe en wierp af en toe woorden in de ring.)
Een boekloze schrijver
In feite zetten beide schrijvers de strijd voort die ontbrandde nadat Christiaan Weijts in een column in De Groene Amsterdammer – De boekloze schrijver – onder andere dit:
‘Bij Dautzenberg is het eigenlijke kunstwerk niet het gedrukte proza, maar de reeks performances in de publieke ruimte, waarmee hij het moderne media-schrijverschap haast lijkt te persifleren’,
over Dautzenberg schreef.
Christiaan Weijts: ‘Jouw methode is: hoe kunnen we nette burgers shockeren. Schrijven is een bijproduct van de performance.’
Anton Dautzenberg: ‘Op dat onderwerp kun je promoveren, maar ik moet je teleurstellen: mijn handelen is niet vooropgezet.’
Wanneer is een schrijver schrijver?
Anton Dautzenberg: ‘Ik snijd geen thema’s aan om te provoceren. Ik verken thema’s in en buiten mijn boeken. Thema’s die te maken hebben met de relatie tussen waarheid en werkelijkheid.’
Edwin Praat: ‘Veel schrijvers acteren schrijverschap.’
Christiaan Weijts: ‘Het is een ander type schrijverschap, het schrijverschap dat gericht is op performance in de publieke ruimte.’
Anton Dautzenberg: ‘Je hebt een beperkte opvatting van het schrijverschap.’
Christiaan Weijts: ‘Voor jou is schrijven secundair.’
Niña Weijers: ‘Waar maak je je druk om?’
Christiaan Weijts: ‘Het is een devaluatie van de romankunst. In een roman reflecteer je ergens langdurig op.’
Hoofd- en bijzaken
Anton Dautzenberg: ‘Je zegt dat ik lid geworden ben van Martijn om te provoceren. Wat jij doet is het napraten van de media.’
Christiaan Weijts: ‘Jij zegt: “Ik ben opiniemaker”.’
Anton Dautzenberg: ‘Wat maakt dat uit.’
Niña Weijers: ‘Als het een afleidt van het ander…’
Anton Dautzenberg: ‘Ik verken een thema, ook in mijn boeken.’
Edwin Praat: ‘Is het een probleem dat schrijvers die literair iets voorstellen op televisie te zien zijn?’
Christiaan Weijts: ‘Niet als ze zelf nog scherp hebben dat het ene flauwekul is en het andere kunst.’
Anton Dautzenberg: ‘Ik vind het lidmaatschap van Martijn belangrijker dan mijn boeken. Mag dat?’
Conclusie?
Christiaan Weijts: ‘Natuurlijk moet de literatuur de rafelranden van de moraal verkennen.’
Niña Weijers: ‘Is literatuur er om te ontmaskeren?’
Anton Dautzenberg: ‘Ik kies daarvoor, maar als een ander alleen een mooi verhaal wil vertellen: prima!’
P. van de Wiel says
“De rafelranden van de moraal” , wat een verschrikkelijk cliché, en nog onduidelijk ook voor mensen die niet zo literair zijn. Zeg gewoon: de dilemma’s van de moraal
Dan weet iedereen wat bedoeld wordt.