Vorige week stond ik met zo’n 17.999 anderen op de Dam. Voor mij was het verre van vanzelfsprekend dat ik daar stond. Ik vind namelijk dat een journalist verslag moet doen van manifestaties en demonstraties. Deelnemen aan dergelijke bijeenkomsten hoort niet tot haar kerntaken.
Op een klein stationnetje ergens in het oosten van het land belde ik de dag ervoor het nieuws over de aanslag aan de Rue Nicolas-Appert door. Terwijl ik dat deed, voelde ik mijn wat ik nu maar even voor het gemak verontwaardiging noem toenemen.
Toen ik een paar uur later weer thuis was en via diverse zenders de ontwikkelingen volgde, was die verontwaardiging nog niet weggeëbd, maar betrapte ik me er wel op dat ik alweer kritisch luisterde naar de manier waarop verslag gedaan werd van de gebeurtenissen.
In tijden van turbulentie verslikt zelfs de beste journalist zich wel eens in het nieuws.
Naarmate er meer tijd verstreek, ging het nieuws over de aanslag in Parijs steeds minder over cartoonisten / journalisten en politiemensen die hun werk met de dood moesten bekopen. Hun dood werd in een steeds breder kader geplaatst. De vrijheid van meningsuiting. De vrijheid.
Toen begon voor mij de schoen dubbel te wringen. Vandaar dat ik op mijn hoede was, daar op de Dam.
‘Poortwachters van de vrijheid’ noemde premier Rutte de twaalf tijdens zijn toespraak daar.
Ik vind poortwachter een mooi woord (woordwachter vind ik nog mooier, maar dat woord dekt de lading van Charlie Hebdo niet).
Leave a Reply