Tijdens de uitreiking van de prijzen van de Jan Campert-Stichting – dat was op 18 januari jl. – viel er alleen voor een goede verstaander een onvertogen woord. Toen Luc Coorevits van Behoud de Begeerte deze en gene bedankte vanwege de toekenning van de G.H. ‘s-Gravesande-prijs sneerde hij naar Bart Moeyaert die even daarvoor uit de doeken gedaan had hoe hij en het kleine team dat hem – in zijn functie als artistiek intendant – in de aanloop naar de Frankfurter Buchmesse terzijde staat, te werk gaat en iets van zijn plannen prijsgaf.
Ik snapte niet waar Bart Moeyaert dat aan verdiende. Na afloop van het officiële deel van het programma vroeg ik aan de mensen met wie ik een glas wijn dronk of zij het ook gehoord hadden (ja) en of zij wellicht wisten waar Luc Coorevits op doelde (nee).
Inmiddels ben ik zo ver gevorderd in Behoud de begeerte: een literaire geschiedenis 1984-2014 van Matthijs de Ridder dat ik het misschien weet. In het hoofdstuk Ebene Erhebungen: de Nederlandstalige letteren op het internationale podium staat namelijk uitvoerig beschreven dat Behoud de Begeerte de vorige keer dat het in Frankfurt om de Nederlandstalige literatuur ging – dat was in 1993 – ingehuurd was om (rand)programma’s te produceren.
Dat deed Behoud de Begeerte zo goed dat het aanzien van de Vlaamse en Nederlandse literatuur in diverse buitenlanden er blijvend positief door beïnvloed werd (overigens profiteerde Behoud de Begeerte zelf ook van die opdracht, lees ik in het volgende hoofdstuk (Envoi (in internationale wateren): ‘Onder invloed van de geslaagde literaire voorstellingen groeide de interesse voor de Nederlandstalige letteren in het buitenland zienderogen. Reden voor Behoud de Begeerte om de sprong in het diepe te wagen en ook op eigen initiatief internationale programma’s te gaan maken’, programma’s die overal goed ontvangen werden en positieve kritieken kregen.)
Ik kan me voorstellen dat iemand die de vorige keer goed werk geleverd heeft, verwacht ook de volgende keer weer voor een klus gevraagd te worden en minstens op een uitnodiging voor een gesprek had gehoopt (die had hij dus – nog – niet ontvangen, dat was de sneer). Misschien dat Luc Coorevits daarom dat onvertogen woord liet vallen.
Onmiddellijk nadat ik dankzij Matthijs de Ridder een mogelijk verband zag, vroeg ik me af waarom ook dit keer weer een Vlaming gevraagd is om de Nederlandstalige letteren in Frankfurt (en niet alleen daar) op de kaart te zetten. Om vervolgens te constateren dat ik niet zo gauw een Nederlander kan bedenken die daarvoor in aanmerking zou moeten komen.
Leave a Reply