Twee weken geleden liep ik ook al op het Spui. Toen hing er geen vuile was buiten. Integendeel. Op de bovenste verdieping van nummer 14-16 – daar waar een schrijver te gast is – hing aan een hangertje een pas gewassen hemd te drogen. Of een topje. Dat kon ik zonder bril niet goed zien.
Aan dat hemd – of topje – in de wind moest ik net weer even denken toen ik in Buiten beeld: gedichten van K. Schippers bladerde. Daarin staat een gedicht over hoe te handelen als je de was doet terwijl je niet thuis bent. De was op reis heet het.
De was op reis
De improvisaties met de was in hotelkamers.
In een goedkope kamer kun je een handdoek
naar buiten laten hangen.
In een iets duurdere hang je een T-shirt
boven een bad, naast onderbroeken en
overhemden. Maakt niets uit.
De status aparte van de was, de
architectuur.
Je kunt ’m door het hotel laten doen.
Dan verdwijnt dit gedicht. We hebben het
nog even nodig.
Hoeveel keer bestaat iets?
Lamp uit, lamp aan.
Met korte tussenpozen?
Ik stoot een glas om en het water blijft
liggen. Je ziet het niet verdampen. Het
ondergoed is na een nacht droog.
Gebeurtenissen niet in enkele ogenblikken,
maar verspreid door de tijd, als het ouder
worden van een gezicht.
Onzichtbaar, ondanks foto’s, films. Niet meer
dan samenvattingen.
Dat je na een tijd geen exotisch voedsel meer
wilt eten. De tegenzin zet zich in voor je
erachter komt. Het voltrekt zich langzaam
en bijna onmerkbaar.
Obiter dictum,
neem de was anders mee,
bewaar de was voor thuis
of hang de gestreepte sokken
nog even over de rand van het balkon.
Een morgen of een middag,
dan zijn ze verdwenen.
Maar op de gastschrijver die daar woont – ik geloof dat we op grond van dat hemdje dachten dat het een vrouw was, maar het blijkt DBC Pierre te zijn – is dit gedicht natuurlijk niet van toepassing. Voor haar – hem dus – is Spui 14-16 thuis.
Leave a Reply