Ik was Ica al bijna vergeten toen Jamal Ouariachi mij aan de poging van Eva Posthuma de Boer om een roman à la Connie Palmen te schrijven – met iemand die heel veel op Connie Palmen lijkt in een hoofdrol – herinnerde. Nadat ik Ica uit had, legde ik het terzijde. Ik vond dat Eva Posthuma de Boer onvoldoende in haar opzet geslaagd was. Hoewel Eva Posthuma de Boer zich van dezelfde middelen bedient als Connie Palmen – feiten, fictie en een onderwerp waarbij het onderscheid tussen privé en persoonlijk vervaagt – lukt het haar niet om de overtreffende trap te bereiken van wat Connie Palmen doet. En dat moet, als je die naam zo nadrukkelijk noemt om mensen nieuwsgierig te maken in de hoop ze te verleiden jouw boek te kopen.
Het is niet dat Eva Posthuma de Boer zich er in Ica al te makkelijk vanaf maakt. Wat Connie Palmen doet, blijkt gewoon niet zo eenvoudig te imiteren. Ik vond dat Eva Posthuma de Boer beter had kunnen weten.
Toen ik aan Ica begon, wist ik dat ik Connie Palmen tegen zou komen. Wat ik allemaal moest verwachten toen ik aan Een honger van Jamal Ouariachi begon, wist ik niet, maar op de aanwezigheid van Connie Palmen was ik niet voorbereid.
Hoe had ik het ook kunnen weten. Ik wist dat Een honger over pedofilie zou gaan (maar eigenlijk werd ik vooral getriggerd door de combi ontwikkelingshulp/adoptie, want uit een vorig leven weet ik hoe gevoelig het is om die twee in een adem te noemen).
Op enig moment in Een honger reizen Aurélie Lindeboom en Alexander Laszlo naar de Verenigde Staten – die reis vond plaats in het gezamenlijke verleden van de twee, een verleden dat gereconstrueerd wordt in het kader van een boek dat Aurélie Lindeboom in het heden schrijft over Alexander Laszlo. Laszlo is uitgenodigd om tijdens een congres te spreken over zijn core business (hij heeft van ontwikkelingshulp zijn beroep gemaakt, er zijn er zelfs die hem de Nederlandse Bob Geldof noemen) – en Aurélie, toen zijn geliefde, mag mee.
Als de verveling en vermoeidheid toeslaan, slaat hij aan het dichten:
‘Mijn brakke ziel
bruist van de stroom
voor mijn liefje
Aurélie Lindeboom’.
Toen ik dat las, moest ik meteen aan Connie Palmen denken. Aan Connie Palmen en aan Ischa Meijer. Het gedichtje dat Jamal Ouariachi Alexander Laszlo laat maken, klinkt mij namelijk als Ischa Meijer in de oren.
Er volgen in Een honger nog meer van die vierregelige gedichtjes. Bovendien doorkruisen Aurélie Lindeboom en Alexander Laszlo de Verenigde Staten. En dan gaat het ook nog over E.T. en naar huis bellen.
Ik moet het hier nog even zonder mijn bibliotheek stellen, dus ik kan nu niet citeren uit het artikel dat Connie Palmen voor Esquire schreef over een van de reizen door de Verenigde Staten die ze met Ischa Meijer maakte, een verhaal dat in een beperkte oplage verscheen als Home en later onderdeel uit ging maken van I.M., maar daar doet de passage in Een honger me dus aan denken. Ik weet bijna zeker dat Jamal Ouariachi wil dat ik aan Ischa Meijer en aan Connie Palmen denk.
Dat van het intellect losgezongen extatische is maar een van de tonen waarin Een honger gezet is. Er zitten veel meer van dit soort verwijzingen en literaire stijloefeningen in Een honger.
Van de 588 bladzijden die Een honger telt, heb ik er inmiddels 446 gelezen. Het verhaal kan nog veel kanten op.
Leave a Reply