Eigenlijk is de titel van het artikel misleidend. Mogen klassiekers worden gemoderniseerd? is geen fundamenteel onderzoek en geeft al helemaal geen antwoord op de gestelde vraag. Eigenlijk bevat het stuk van Catalina Villa – het verscheen in El País Colombia, ik las het in 360 Magazine – maar een paar reacties op de nieuwe versie van één boek.
Herziene Don Quichot zorgt voor commotie
Andrés Trapiello werkte veertien jaar aan zijn bewerking van Don Quichot, en de meningen over het eindresultaat zijn volgens Catalina Villa verdeeld. Behalve dat de reacties verdeeld zijn, hebben zij die zich erover uitlaten het lang niet altijd over hetzelfde. De één – universitair docent David Felipe Arranz – vreest dat het origineel nu niet meer zal worden verkocht. Een ander – de Colombiaanse dichter Darío Jaramillo Agudelo – heeft alle vertrouwen in het resultaat, maar heeft de bewerking nog niet gelezen.
Weer een ander – hoogleraar Literatuur Álvares Bautista – betreurt het dat lezers van de versie van Andrés Trapiello een kennismaking met archaïsche taal van Cervantes onthouden blijft: ‘Ik vond het leuk dat de taal me op het verkeerde been zette, want men moet niet vergeten dat al in de tijd van Cervantes zelf sommige uitdrukkingen en woorden verouderd waren.’
Zijn antwoord komt wat mij betreft het dichts bij de kern van het antwoord dat ik waarschijnlijk zou hebben gegeven. Maar het definitieve antwoord heb ik nog niet. Ik zocht er wel naar. Zeven jaar geleden.
Terwijl ik zelf de nodige literaire meesterwerken in een bewerkte versie las – ik noem alleen maar Alice in Wonderland (Lewis Carroll), Hamlet (William Shakespeare) en Alleen op de wereld (Hector Malot) – zonder dat mij dat iets kon schelen (zonder dat ik het gevoel had iets te missen), schoot de Leeslicht-versie van Twee vrouwen van Harry Mulisch mij in het verkeerde keelgat. Het boek verscheen in 2008 ter gelegenheid van de campagne Nederland leest.
Waar is Mulisch gebleven?
Toen ik die versie van Twee vrouwen las – Marian Hoefnagel bewerkte het voor de gelegenheid – kende ik het origineel al. Ik vond dat er weinig van Mulisch overbleef.
Wat Marita Mathijsen in het voorwoord zegt:
‘Als je alleen dat verhaal leest,
dan ken je al een groot deel van het boek’
mag dan zo zijn, ik vond dat dit:
weinig meer te maken had met dit:
Maar ik vond het heel moeilijk om te achterhalen waar mijn weerstand precies vandaan kwam, want ik was het ook niet fundamenteel oneens met wat Marita Mathijsen elders in haar voorwoord schrijft:
‘Maar ik vind het belangrijk dat iedereen
goede boeken kan lezen.
Ook als daarvoor een goed boek
eenvoudig gemaakt moet worden.’
Sterker nog: mijn bewondering voor wie er in slaagt om met een minimum aan woorden en lettergrepen een goed verhaal te schrijven – of dat nu voor kinderen of voor volwassenen is – was en is groot.
Ik zocht maar vond geen sluitende argumenten en liet het stuk dat ik wilde schrijven voor wat het was. En nu word ik doordat Andrés Trapiello met Don Quichot in de slag ging, gedwongen er opnieuw over na te denken.
Hoewel ik er nog niet helemaal uit ben, denk ik dat er voor mij drie aspecten zijn die er – in hun onderlinge relatie – toe doen:
1. mijn eigen geletterd- en belezenheid;
2. de verhouding tussen verhaal en taal;
3. hoe van oud naar nieuw.
De lezer
Toen ik Alleen op de wereld (Hector Malot) en Alice in Wonderland (Lewis Carroll) in bewerking las, was ik nog een kind. Ik kende de originelen niet. Ik wist niet hoe groot het aandeel taal in een boek was. Ik was blij (en vast ook trots) dat ik het verhaal helemaal zelf kon lezen.
Bij Hamlet lag dat anders. Dat stuk kende ik heel goed. Ik las het in diverse vormen waarin Shakespeare het schreef. Vergeleek vertalingen. En was benieuwd naar de gevolgen van de ingrepen van de diverse bewerkers (ik heb een versie waarin ‘to be or not to be’ helemaal niet voorkomt, en ook een waarin toch niet geheel onbelangrijke personages helemaal niet voorkomen).
Het boek
Marita Mathijsen begint haar voorwoord met:
‘Een goed boek bestaat uit een
goed verhaal en mooie taal.’
Waar. Maar verhaal en taal houden elkaar lang niet altijd in evenwicht. Er zijn goede boeken die het van het verhaal moeten hebben, er zijn goede boeken waarbij de taal de doorslag geeft.
Als dat laatste het geval is, is het afbreukrisico in het geval van bewerken/moderniseren groter dan wanneer het boek goed is omdat het gedragen wordt door het verhaal.
De bewerker
En dan is er nog degene die het werk op moet knappen. Hij/zij moet behoorlijk inventief en creatief zijn. Taalvaardig ook. Want hij/zij moet iets nieuws maken, zonder het origineel te verloochenen. Iets nieuws toegespitst op een specifieke doelgroep. Dat hem/haar beperkingen opgelegd zijn, doet er niet toe. Hij/zij moet maken dat de lezer dat vergeet.
Twee vrouwen
Ik denk dat mijn bezwaren tegen de bewerking die Marian Hoefnagel van Twee vrouwen maakte een combinatie van al deze factoren is. Ik las de Leeslicht-editie terwijl ik niet tot de doelgroep behoorde en het origineel al kende. Haar Twee vrouwen voegde dus niets toe, maar deed voor mij vooral afbreuk aan de roman van Mulisch.
Zonder de taal blijft er eigenlijk maar een mager verhaal over, want Twee vrouwen moet het ondanks de titel niet hebben van de liefde tussen Sylvia en Laura. Zoals zo vaak speelt Harry Mulisch in de roman een spel. Hij lift mee op de mythische Oedipus en Orpheus. Die dimensie is in de Leeslicht-editie verdwenen.
De Don
Om heel eerlijk te zijn: ik heb mij nog nooit gewaagd aan de 968 pagina’s die de – ongetwijfeld goede, want van Barbar van der Pol – vertaling van De vernuftige edelman Don Quichot van La Mancha telt. Ik ken het verhaal in grote lijnen (net als Alice in Wonderland en Alleen op de wereld las ik het in een bewerking, gemaakt om jonge lezers te verleiden).
Miguel de Cervantes schreef wat later de eerste roman werd genoemd ruim vierhonderd jaar geleden (het tweede deel werd in 1615 gepubliceerd). Ik kan me voorstellen dat de taal hier en daar een beetje verjaard is en dat niet alle metaforen en andere stijlfiguren nog tot de verbeelding spreken, terwijl het verhaal nog niet aan belang heeft ingeboet. Dat het goede boek dat De vernuftige edelman Don Quichot van La Mancha is, wel een opknapbeurt kon gebruiken, juist om weer nieuwe lezers te vinden.
Voor zover ik uit het stuk van Catalina Villa wist Andrés Trapiello wat hij deed. Darío Jaramillo Agudelo vindt hem in elk geval de aangewezen man voor de klus: ‘Zijn twee romans over onderwerpen ontleend aan Don Quichot zijn uitstekend en verraden een grote kennis van zaken.’
Eigenlijk ben ik wel benieuwd wat hij ervan gemaakt heeft. En ik weet zeker dat ik dan ook naar het origineel zal grijpen.
Mogen klassiekers gemoderniseerd worden?
Ja. Van mij mag dat. Zolang wie het hertalen aandurft maar trouw blijft aan het origineel. Zolang het voor hem of haar maar geen manier is om mee te liften op het succes van een ander.
Jettie H. van den Boom says
Hi, leuk dit artikel te lezen. Het leukste woord vond ik “hertalen”.. Even over het gedeelte van Andres Trapiello: hij heeft de Don Quixote naar eer en geweten goed herschreven.. Best goed, vind ik , maar weet hij veel over de echte achtergrond. NEE! Binnenkort verschijnt mijn boek: De waarheid over Don Quixote, het bedrog van Cervantes.. daarin maak ik duidelijk dat er heel iets anders achter dit verhaal van Don Quixote steekt. Sorry Spanje.. Don Quixote speelt zich wel af op la Mancha, ( kleine letter l .) maar ik kan ook een verhaal schrijven over Scottsdale, Arizona.. dat wil niet zeggen dat het door een Amerikaan is geschreven. In mijn boek maak ik duidelijk: Wie het heeft geschreven, waarom, waar en wanneer… maar vooral wat het geheim is achter dit verhaal.. tot dan
groet jettie