Ik was erbij. Ik was erbij toen deze week in Felix Meritis eer betoond werd aan Joost Zwagerman. Ik luisterde naar vrienden die herinneringen ophaalden, maar ook lazen uit zijn postuum verschenen dichtbundel Wakend over God. Ik luisterde en huiverde. Want Wakend over God mag dan volgens uitgever Robbert Ammerlaan geen kroniek van een aangekondigde dood zijn (en Ellen Deckwitz was dat in DWDD met hem eens), wat ik daar die avond hoorde leek verdomd veel op werk van een man die wist dat hij er binnenkort niet meer zou zijn (en zich probeert voor te stellen hoe dood zal zijn).
Inmiddels heb ik Wakend over God gelezen en moet ik Robbert Ammerlaan misschien wel gelijk geven. Misschien, want ik ben er nog niet uit. Er zit heel veel God in Wakend over God, maar Zwagermans God heeft de mensen niet zo heel erg lief en de ik/jij die zich tot hem wendt (en/of op zijn stoel gaat zitten), voelt zich afgewezen, verlaten en is eenzaam. Ook in de gedichten over God lonkt de dood, als die niet al heeft toegeslagen.
Na één keer lezen kan ik Wakend over God nog niet los zien van de realiteit. Kan ik de bundel nog geen plaats geven binnen Zwagermans poëzie. Heb ik er nog geen literair oordeel over.
En voorlopig vergroten ook de vrienden die er een gedicht uit kozen het raadsel. Waarom kozen zij de gedichten die ze kozen, terwijl ze als ze het al te snel conclusies trekken hadden willen loochenstraffen, ook/beter iets anders hadden kunnen lezen.
Ze moeten toch op hun klompen aan hebben kunnen voelen, dat deze zinnen
Kijk, er is geen toekomst en
verleden meer. Als uit een helikopter
ben je zonder parachute bruut
uit onze tijdbeleving weggeduwd
en daal je loodrecht op de vlakte af
van het noodlottig heden: nog even
en een peloton staat tegenover je
dat een spervuur op je richt
van verzamelde geluksmomenten,
maar: je beleeft ze al niet meer.
Je bent al vastgenageld in het aller-
laatste vacuümgezogen déjà vu
dat grijnzend naar het niets verwijst.
Je leven trekt niét als een film
aan je voorbij. Nooit was je in
of van die film. Altijd was je
de afwezige afwezige. Iets of iemand
zoomt in op het eeuwigdurend nu.
Niets ben je, je hoort nergens bij.
(…)
(uit: Nu)
hard aan zouden komen, en dat
In een museum voor klassiekmoderne
of – daar wil ik af zijn – modernklassieke kunst
verdween ik op een kwade dag
in een ijswit schilderij. Mijn kinderen
verloren zo hun vader, mijn lief haar lief.
Zonder weet van mijn verdwijnplaats
verdronken zij in stil verdriet.
Althans, dat fantaseerde ik terstond.
In gemis deed ik mij rouwend
aan hun verdroomde rouw te goed.
IJswit was ook hún verdriet,
zo stelde ik me voor. In frêle
huiver ging ik in het wit teloor.
In datzelfde wit bleef mijn lief me
onbewust en grondeloos nabij.
Stof en as was ik geworden, kunst
kortom, abstract en groots, maar in Gods
oog slechts onderdeel van klassiekmoderne
of modernklassieke ketterij.
(…)
(uit: Wit)
onder de gegeven omstandigheden alleen als autohagiografie gehoord kon worden.
Leave a Reply