Razend nieuwsgierig begon ik gisteren in Olga en haar driekwartsmaten. Een kleine roman in 62 ‘tekstbrokken’. Dat woord ontleen ik aan wat er aan die 62 genummerde stukken tekst vooraf gaat. Net als de ‘tekstbrokken’ geschreven door Astrid Roemer, neem ik aan. Meer dan die korte tekst heb ik niet gelezen over Olga en haar driekwartsmaten. Maar omdat ik De kalligrafieles van Michaïl Sjisjkin net uit had, bevond ik me binnen een paar bladzijden in een datsja, waar voor het eerst sinds jaren de familie tijdens de feestdagen weer eens compleet is. Astrid Roemer schuift het ene na het andere familielid naar voren.
Ik gaf de voorkeur aan Olga en haar driekwartsmaten boven De jaren van Virginia Woolf, dat bijna gelijktijdig arriveerde. Ik denk niet dat beide romans op elkaar lijken, maar toch kleurt ook dit langs elkaar heen scheren van de nieuwe Astrid Roemer, geschreven in 2013, en de tachtig jaar geleden en nu voor het eerst in het Nederlands vertaalde Virginia Woolf, mijn lezen.
Roemer is net als Woolf een inventieve schrijver. Iemand die geen genoegen neemt met literatuur die is zoals zij was en altijd zal zijn. Dat is eigenlijk het enige dat belangrijk is nu ik serieus in Olga en haar driekwartsmaten begonnen ben. Het is tijd om Sjisjkin en Woolf even ergens te parkeren.
Leave a Reply