Het zal wel toeval zijn, maar deze week kwam ik tot twee keer toe een schouderknedende zwager tegen in de Nederlandse literatuur. Eerst in De greppel van Herman Koch:
‘Ik ben blij dat te horen,’ zei Sylvia’s broer, terwijl hij zachtjes mijn schouder kneedde met zijn vingers. ‘Ik kan zien dat je een goed hart hebt. Dat je een goede man voor haar zult zijn. Maar ik wil je één ding zeggen, Robert,’ voegde hij er na een korte stilte aan toe. ‘Als je haar ooit iets aandoet,’ zei hij – zijn vingers waren met kneden opgehouden, en verstevigden hun greep op mijn schouder. ‘Als je haar ooit iets aandoet, dan weet ik je te vinden. Dan krijg je met mij te maken.’
(uit: De greppel – Herman Koch)
Het feest ter gelegenheid van het huwelijk van Robert en Sylvia is dan nog in volle gang.
Ook de andere zwager die een schouder kneedt, doet dat tijdens een feestje. Zwager Bob complimenteert de man van zijn jarige zus – zij viert haar vijfenzestigste verjaardag groots – met zijn zakelijke successen. Ondanks de crisis slaagt Jerry er nog steeds in om te scoren. Bob wil heel graag weten hoe Jerry dat doet. Dat benauwt Jerry.
Terwijl Jerry wilde weglopen, voelde hij de hand van zijn zwager op zijn schouder. Eerst ging er een siddering door zijn lichaam omdat de man er lichtjes in kneep, en als reactie daarop voelde hij zijn spieren plots verstrakken, alsof hij er klaar voor was hem tegen de grond te slaan. Maar toen hij zich omdraaide en hem in zijn ogen keek, zakte de spanning meteen; de orthodontist was duidelijk aangeschoten en waarschijnlijk een beetje emotioneel, voelde zich vast niet zo op zijn gemak tussen de eeuwig glimlachende Upper East Side-huisvrouwen en hun dodelijk vermoeiende mannen.
(uit: Daar komen de vliegen – David Pefko)
Ik heb in beide boeken nog heel wat bladzijden te gaan, maar ik beschouw dit kneden van schouders voorlopig als een verontrustend voorteken.
Leave a Reply