Familie en vrienden in 68 bedrijfjes
‘Voor mij heeft het feit dat deze korte en kleine verhalen waargebeurd zijn minder betekenis dan het feit dat deze waargebeurde verhalen zo kort zijn dat je ze – en dat hoop ik van harte – in de nieuwe Atheense metrolijnen tot je kunt nemen, tussen twee haltes in.’
Ik heb Handschrift van Nikos Panayotopoulos al uit als ik op deze zin stuit waarmee de schrijver zijn epiloog besluit. In die epiloog legt Nikos Panayotopoulos uit dat hij personen en gebeurtenissen zo waarheidsgetrouw als zijn geheugen dat toeliet, heeft opgetekend. Dat toelichten had wat mij betreft niet gehoeven. Het is duidelijk dat de verhalen in Handschrift aan de werkelijkheid ontleend zijn. Het zijn liefdevolle portretten van mensen uit de onmiddellijke omgeving van de schrijver Nikos Panayotopoulos (Athene, 1963) – niet te verwarren met de filmer Nikos Panayotopoulos (Mytilini, 1941 – Athene, 2016).
(Dat er in de verhalen in Handschrift veel familie en (af en toe een goede vriend) van de schrijver voorbijkomt, hoeft voor wie Nikos Panayotopoulos (nog) niet kent geen bezwaar te zijn. Dat zijn verhalen in Griekenland spelen, doet er eigenlijk ook niet toe (al geven zijn verhalen wel enig inzicht in hoe daar onderwijs, zorg en dienstplicht zijn georganiseerd). De aan de vergetelheid ontrukte herinneringen kenmerken zich door genegenheid waar het een ander betreft en schatplichtigheid waar het de schrijver zelf aangaat. Ze overstijgen het persoonlijke. Iedereen doet wel eens iets doms. Iedereen jaagt dromen na. Iedereen heeft familie. Iedereen betreurt wel eens wat.)
Wie graaft in een geheugen – en dat was nodig voor Handschrift – loopt het risico de werkelijkheid, en daarmee de waarheid, geweld aan te doen. Maar daarvoor hoeft iemand die literatuur bedrijft zich niet te verontschuldigen. Sterker nog: die moet er zelfs op kunnen vertrouwen dat zijn lezers dat vanzelfsprekend vinden.
(Maar zo bedoelde Nikos Panayotopoulos het ook niet. Door het waargebeurde te benadrukken, wilde hij de mensen over wie hij schrijft nog eens extra in het zonnetje zetten.)
Wat de laatste zin van de epiloog bijzonder maakt, is dat de schrijver het belangrijk vindt om te vermelden dat zijn verhalen zo kort zijn als ze zijn.
(Ze zijn inderdaad kort, de verhalen in Handschrift. Niet allemaal even kort, maar gemiddeld genomen zo kort dat ze column hadden kunnen zijn. Maar de verhalen staan niet op zichzelf, ze winnen door hun samenhang aan betekenis en de personages krijgen er karakter door.)
Kort en klein, zo kenschetst Nikos Panayotopoulos zijn verhalen. En hij hoopt dat ze kort en klein genoeg zijn om in de Atheense metro van het ene naar het volgende station gelezen te worden.
(Nikos Panayotopoulos verdient een compliment voor zijn compacte schrijven. Hij komt snel tot de kern, zonder dat zijn verhalen sfeer ontberen. De verhalen in Handschrift zijn af en rond, zelfs als ze maar een halve pagina lang zijn. Ze variëren van observaties tot inkijkjes in de ziel. Ze lezen desondanks lekker weg, en laten zich vast ook in een drukke metro – ik neem maar even aan dat het in de metro van Athene druk zal zijn – lezen. Menigeen zal er zelfs in slagen om tussen twee haltes een heel verhaal te lezen. Maar of dat het streven moet zijn… De schrijver zal het zo niet bedoelen, maar onwillekeurig doet zijn wens iets af aan het soortelijk gewicht van wat hij geschreven heeft. )
De suggestie Handschrift in de metro van Athene te lezen, roept een verlangen wakker. Al weet ik dat ik als ik daar ben in beslag genomen word door het ontcijferen van tekens die verwijzen naar plaatsen die ik al heel lang van horen zeggen ken. Handschrift zou onder die omstandigheden niet tot zijn recht komen.
Handschrift
Nikos Panayotopoulos (vertaling: David Cohen)
Amsterdam : De Geus, 2017
ISBN 978-90-445-3823-6
Leave a Reply