‘De samenleving poëtiseren, de democratie lyrisch maken’
Aan het eind van het jaar zal blijken dat ik veel, en vooral veel poëzie, van Manuel Kneepkens gelezen heb. De titelteller staat nu al op zeven.
Het valt niet mee om de poëzie van Manuel Kneepkens te karakteriseren. Manuel Kneepkens is een uitbundig dichter. Hij strooit met woorden, zoals hij ook strooit met beelden. Zijn poëzie zit vol verwijzingen. Hij geeft blijk van belezenheid. Hij kent zijn klassiekers en associeert er vrolijk op los.
‘Balsturig poëtisch knip- en plakwerk’ zou criticus Ben van Melick het resultaat van de manier van werken van Manuel Kneepkens genoemd hebben, las ik in een artikel in van Fons Geraerts in Zuiderlucht – Manuel Kneepkens vindt Komrij een rijmelaar. Daar zit wat in, dacht ik op het moment dat ik dat las. Om vervolgens te constateren dat daarmee de dichter Manuel Kneepkens onvolledig recht gedaan wordt. Alsof aan dat ‘balsturig poëtisch knip- en plakwerk’ geen visie ten grondslag ligt. Alsof de poëzie van Manuel Kneepkens vooral vorm is.
Wanneer en in welke context Ben van Melick het werk van Manuel Kneepkens ‘balsturig poëtisch knip- en plakwerk’ omschreef, meldt het stuk in Zuiderlucht niet. Of hij het als een compliment bedoelt, is uit de paar woorden die Fons Geraerts citeert niet op te maken.
Uit woorden in een ander verband – Il faut plaire, een hoofdstuk uit Maar er is meer… Poëzie van Limburg in de twintigste eeuw uit 1999 – maak ik op dat Ben van Melick bereid is het goede in het werk van Manuel Kneepkens te zien: ‘Natuurlijk, een rimram van tekens, onnodige afbrekingen, gekloemel met interpunctie, met vet, staand, cursief, opzet troef: lustige amateur, uitdagende imperfectionist, dwars zondagskind, maar toch…’
—
Ik ben het met Ben van Melick eens. Ondanks de overdosis – gedichten moet je eigenlijk niet in grote aantallen tegelijk tot je nemen – zie ik dat de poëzie van Manuel Kneepkens meer is dan Spielerei. Lees de in Zuid-Limburg aan zee gebundelde gedichten over zijn geboortestreek. Hoewel de gedichten niet voorzien zijn van een aanduiding van hun moment van ontstaan (wel wanneer ze voor het eerst werden gepubliceerd), zijn ze – dat moet wel – grotendeels geschreven nadat Manuel Kneepkens Limburg verliet. Uit zijn geheugen diepte hij herinneringen en de bijbehorende sentimenten op.
Limburg zit diep en Manuel Kneepkens herinnert zich schijnbaar moeiteloos. Zelden is hij alleen maar persoonlijk. Hij voert familie, vrienden en bekenden op in een ontgonnen omgeving. Het is geëngageerde poëzie, waarin recht gedaan wordt, en tussen de regels door ook recht gesproken. Het beroete landschap vraagt om stellingname. En toch ontbreekt in zijn Limburgse gedichten de kwinkslag (en de belezenheid) niet.
Nachtelijk koekoeksei in de Mijnstreek
Een wildzang voor Jan, Spencer
Erik & Sander ‘Moenen’ Bais
de Golden Winseler Boys
Hoor, de leeuwerik jubelt de korenvelden
vol zon achter het Vredeshofje
zoals de nachtegaal de braamstruiken
richting Strijthagen vol maanlicht
en in de Vloedgraafstraat fluit de merel de tuintjes
vol ridderspoor & monnikskap
Maar jij, koekoek, die je echo
zo glanzend te Vondel legt in andermans nest
K( )k( )k! K( )k( )k!
jij koekoekt de waarheid, niets dan de waarheid :
(Ei) = (Mc² )
(Ei)n(ei)ns lichtzinnige Prelude op de Snarentheorie
Het Heelal dobbelt niet
het Heelal speelt viool
op de Heistraat
O, Godenzonen van voorheen het kolendorp Terwinselen
de eierbriket jullie zwaar in het hoofd gelegd:
de schittering van als die sterrennachten
– trillende membranen antraciet…
boven de Staatsmijn Wilhelmina
Einsteins mystiek idee van het sublieme
formules Niets op het zwart bord Eeuwigheid!
—
Uit de verantwoording blijkt dat ook een eenmaal gepubliceerd gedicht voor Manuel Kneepkens niet per se af en definitief is. Voor Zuid-Limburg aan zee: gedichten bewerkte hij veel gedichten, sommige zelfs grondig. (Ook het hierboven geciteerde Nachtelijk koekoeksei in de Mijnstreek veranderde. Hier de versie zoals vereeuwigd in de botanische tuin in Kerkrade.)
Uit de verantwoording blijkt ook dat de Limburgse gedichten verspreid in tijd en ruimte zijn verschenen. Er stonden er al in de debuutbundel Tuin van Eetlust (1976); het bundelen zette Manuel Kneepkens aan tot het schrijven van nieuwe gedichten.
—
Er staan ook Limburgse gedichten in Een lange neus: gedichten / beelden. Het zijn er niet veel. Het zijn er om precies te zijn vier (er staan wel veel Rotterdamse gedichten in Een lange neus). Samen met 39 andere gedichten vormen zij het eerste deel van Een lange neus. Gemiddeld genomen klinken en ogen deze gedichten opmerkelijk serieus. Manuel Kneepkens houdt zich in: van ‘een rimram van tekens, onnodige afbrekingen, gekloemel met interpunctie, met vet, staand, cursief’ is nauwelijks sprake, maar hij laat zijn gedachten wel vrijuit meanderen langs heden en verleden, met oog voor de toekomst.
De Geitjes – Op de Kinderboerderij
Voorbij het kakelen van de kippen
de krielhaan, die zich Gallisch kraait
de ganzen, nostalgisch
naar Niels Holgerson
de konijnen
op hun softe vilt-
pantoffels
het wellustig hang-
buik-
zwijn Tjap Tjoy
daar clusteren ze
op hun (pinda-)
rotsje
weerspiegelend
in de leegte
van hun albino oogopslag
de drie witgouden kin-
haren
van de duivel – El Diablo!
Goya’s fantomen
uit de zuivelindustrie
mekkerend tot het volle melk-
wit van de volle maan:
El sueno de la razòn construe monstruos
de (barende) droom van de rede braakt Q-koorts!
(Ook dit gedicht kende een oorspronkelijke versie.)
Veel meer dan de gebundelde Zuid-Limburgse gedichten illustreren deze gedichten de samenhang tussen poëzie en politiek zoals Manuel Kneepkens die graag ziet. ‘ “De samenleving poëtiseren”, “de democratie lyrisch maken”, daarvoor wil ik mij inzetten’, schreef hij in Van de Muur af gezien, opgenomen in Herinneringen (2007). In een gesprek met Paul Rubsaam verwoordde hij het ruim twintig jaar geleden zo: ‘Voor mij zijn mijn activiteiten als dichter, als gemeenteraadslid en als criminoloog een en dezelfde bezigheid: het aanschijn der aarde vernieuwen.’
—
Manuel Kneepkens is dichter. Maar ook beeldend kunstenaar. Het portfolio dat het tweede deel vormt van Een lange neus geeft een indruk van zijn werk. Hij tekent en schildert net zo associatief als hij schrijft.
In het derde deel – Beelddichten – komen beide disciplines in zekere zin bij elkaar. In achttien gedichten eert Manuel Kneepkens zeventien beeldend kunstenaars (Johannes Vermeer twee keer). Helaas – een rechtenkwestie – moet de lezer het doen zonder het beeld waaraan de poëzie refereert.
Venus laat trots haar naaktfoto’s zien
“Kijk eens, hoe kuis ik hier oprijs
uit een schelp
veel kuiser toch
dan Marilyn Monroe
op haar metrorooster
in The seven year itch!”
Dan lachen, brullen, gieren
de zeegedrochten – Made in Hollywood
“Dom Blondje
dat is geen still uit een Technicolor-movie
daar is een Sandro Botticelli!”
Vervolgens dalen zij, die neon
geïllumineerden
van voos Meisner Porselein
meedogenloos
de een na de ander
in Venus’ kwetsbare
dieproze anemoon
Gangbang
op de bodem van de Stille Oceaan
Manuel Kneepkens maakte een heleboel beelddichten, waarom hij juist deze achttien gedichten selecteerde voor Een lange neus wordt niet toegelicht, zoals ook de keuze en oorsprong van de gedichten in het eerste deel en de tekeningen in het portfolio niet toegelicht worden. Dat is jammer, want een paar inleidende woorden waren welkom geweest. Met name voor wie Manuel Kneepkens nog niet kent, en dus moet weten dat het zijn stijl is om een lange neus te maken naar de wereld. Een paar inleidende woorden en een korte biografie zouden duidelijk gemaakt hebben dat er bepaald geen willekeurige keuze gemaakt is voor Een lange neus: gedichten/beelden.
Waar uit de niet altijd even zorgvuldig geredigeerde, en misschien ook wel iets te omvangrijke thematische bundel Zuid-Limburg aan zee – de geografie van Zuid-Limburg is bepalend voor de volgorde van de gedichten – af te leiden is waartoe de dichter Manuel Kneepkens in staat is, legt Een lange neus de nadruk op waar Manuel Kneepkens voor staat.
Een lange neus: gedichten / beelden
Manuel Kneepkens
Maastricht : Azul Press, 2017
ISBN 978-94-92401-10-6
Zuid-Limburg aan zee: gedichten
Manuel Kneepkens
Dordrecht : Liverse, 2017
ISBN 978-94-91034-90-9
Leave a Reply