Twee keer komt de Rotterdamse lekkernij uierboord voor in Ter herinnering aan Rotterdam. De eerste keer kun je nog denken dat Clare Lennart het zelf heel lekker vindt:
‘Hoe dankbaar was ik de stad voor haar café’s op alle straathoeken en voor haar patates frites winkeltjes, waar je ook uierboord kon kopen. Ze waren ongeveer de enige concessie aan gemoedelijkheid en intimiteit.’
Maar een paar bladzijden later blijkt dat ze het een van haar huisgenoten is die het een delicatesse vindt:
‘Voor Rouska, die dat een uitgelezen traktatie vond, namen we dan een stuk gebraden uierboord mee.’
Ik had tot voor kort nog nooit van uierboord gehoord, maar als typisch Rotterdamse kost, kreeg uierboord een plek in Rotterdamse kost, het door Jules Deelder geschreven poëziegeschenk.
In proletarisch
Rotterdam
gold uierboord
als godenspijs
waarvoor men met
een pannetje
bij de slager in
de rij stond
maar als slacht-
afval in feite
voor de varkens
was bestemd
en toen tijdens de Poëzieweek de schrijver van dat poëziegeschenk gevierd werd, werd er uierboord geserveerd. Ik vond dat ik de gelegenheid niet voorbij moest laten gaan. Hoe het smaakt, kan ik niet navertellen, maar een lekkernij vond ik het niet.
Overigens is Deelder met zijn ‘proletarisch Rotterdam’ uitgesprokener dan Clare Lennart:
‘Rotterdam is de stad van het volk, zoals Den Haag de stad is van de aristocratie, Amsterdam van de rijke koopmansstand, Utrecht van de deftige burgerij.’
Volgens biografe Petra Teunissen hield Clare Lennart van de Rotterdammers:
‘De nuchterheid van de Rotterdammers, de “niet zeuren maar poetsen” mentaliteit, sprak haar aan. De onopgesmuktheid van de Rotterdammers paste bij de principes van gelijkheid die haar ouders haar hadden bijgebracht (…).’
Clare Lennart belandde in Rotterdam toen ze tijdens de mobilisatie haar vriend volgde. Ze maakte het bombardement mee.
Leave a Reply